De mens- en maatschappijwetenschappen, waarop ik mijn pijlen richt, zijn sociologie, politicologie, accountancy, rechten, economie, bestuur en communicatie wetenschap. Het genre en zijn beoefenaars zijn al vaak bekritiseerd. Methoden konden de toets van objectiviteit of betrouwbaarheid niet doorstaan. Onderzoekers en afgestudeerden gaven onvoldoende blijk van wetenschappelijke integriteit, of zij bleken opportunisten, geen afstandelijke geleerden. Maar zulke kritiek is niet ‘fair’. De vakken staan daarin niet alleen. Hetzelfde kan gezegd worden over andere wetenschappen en hun adepten. Bèta’s en technici zijn geen heiligen. Ook in die sfeer komt de vooruitgang van falsificering van eerdere of alternatieve theorieën, of door verbetering van (fouten in vroegere) metingen.
De catastrofe, waarheen ‘gamma’ ons leidt, heeft niets te maken met de manier waarop kennis wordt verzameld, of het inzicht dat het geeft. Ook in dit opzicht is er een analogie met bèta en technologie. Technische vooruitgang legt evengoed zegeningen en ellende op ons bord. Atoom- en chemische-, of biologische wapens zijn producten van technische ontwikkeling, net als betere voeding en huisvesting, gezondheid, levensverwachting, comfort en veiligheid.
Hèt grote probleem waarvoor mens- en maatschappijwetenschappen ons stellen, is juist dat ze wel gaandeweg het
inzicht vergroten in hoe de samenleving reilt en zeilt. Gamma-studenten, zelfs middelmatige en niet afgestudeerde,
weten meer en begrijpen beter hoe de samenleving functioneert dan hun natuurwetenschappelijke en technische collega’s.
Ze leren meer over regels, wetten, afspraken en gedrag en doen daar uiteraard hun voordeel mee. Uiteraard, want bij
elke studiekeuze speelt in meerdere of mindere mate de interesse in het vak ook een rol. Dus het is geen wilde
veronderstelling te denken dat zij ook wat meer belangstelling hebben voor maatschappelijke organisatie en structuur
dan bèta’s en technici1 . Zij zijn dus beter toegerust en
gemotiveerd om in de hiërarchie van bestuur,
politiek en bedrijf, posities van gewicht te verwerven. En dat is dan ook wat er gebeurt.
De tweede wereldoorlog bracht natuurwetenschap en techniek in de schijnwerpers. Het verschafte die sector tijdelijk
gezag. Maar dat gezag ebde weer weg, naarmate technische verworvenheden en welvaart vanzelfsprekender werden. Alfa-
en gammascholing herwon haar overwicht in bestuurlijke zaken. Jonge mensen ruiken de trend. Zij storten zich en masse
op die vakken. De, dankzij techniek, verhoogde productiviteit biedt daartoe gelegenheid. Onze dagelijkse behoeften vergen
nauwelijks nog mankracht.2 Het vrijkomende arbeidslegioen kan zich nu op lucratievere
dingen werpen. Bestuur,
organisatie en administratie zijn hard bezig de voornaamste bezigheid te worden.3
Tussen al die vergaderende en
onderling wedijverende bestuurders valt de stem van een enkele verdwaalde technicus in het niet. Hij is niet
toegerust om zijn invloed tot gelding te brengen. Het antwoord daarop van het onderwijs, is een gotspe. Bèta’s
en technici moeten in hun opleiding meer aan communicatie en maatschappijwetenschappen gaan doen! Als dat er alleen toe zou
leiden, dat ze zich beter kunnen doen horen, was er misschien nog iets voor te zeggen. Maar zo simpel is het niet. Want om
in het bestuursgekrakeel gehoord te worden, is het niet voldoende de taal te spreken. Men moet het spel meespelen. Argumenten
zijn in politiek en management namelijk veel minder belangrijk, dan posities en macht. Bovendien gaan die studie-uren af van
de vakinhoudelijke. We krijgen dus bèta’s die zwakker zijn in hun eigenlijke vak. En wat levert het au fond op? Het antwoord is
simpel: nog meer oriëntatie op vakken, waarvan we toch al veel te veel hebben en nog meer mensen die macht willen en anderen sturen.
De problemen, die werkelijk onze aandacht verdienen, zijn van geheel andere aard. Het heelal is onvoorstelbaar groot. Het is leeg en levenloos. Er is geen lucht en het is er te koud. In die leegte bewegen miljarden sterren, speldenknoppen in een onafzienbaar niets. De kleine bolletjes zijn zo heet, dat er geen leven op mogelijk is. Om een fractie van hen draaien wat minieme, koelere stofdeeltjes. Eén zo’n miniem deeltje is onze aarde. Bij verschaling tot voetbalgrootte, leeft daarop iets in een schilletje ter dikte van een halve millimeter. Het dominerende leven in dat nano-kosmosje bestaat uit bacteriën en insecten.4. Als je goed zoekt zitten daartussen sedert het laatste 1/150 000 deel van het bestaan van het universum ook wat mensen, die samen proberen er iets van te maken. Ze ruziën, maken regels en voorschriften en een deel van hen probeert het zo gemakkelijk mogelijk te hebben. Anderen ‘aansturen’ en voor zich laten werken is populair. Alleen met die minuscule problemen houden mens- en maatschappijwetenschappen zich bezig. Terwijl een universum van tijd, ruimte, materie en organismen onze aandacht zouden moeten krijgen. Ondertussen gaat de natuur zijn gang. Een mini eruptie, de ongemerkte dood van een sterretje (gebeurt dagelijks vele malen), de inslag van een iets te grote meteoriet, een temperatuurverandering van enkele tientallen graden, een mutatie in een virus of bacterie en het hele gedoe is over. Maar dat is voor het legioen bestuurders, centengraaiers, politicofielen en regelneven niet interessant. Wat ze belangrijk vinden is de race naar de top, de race naar de macht, de race naar het geld. En zelfs die wedstrijden spelen ze zonder visie; niet eens met een flintertje visie op de stabiliteit op langere termijn van hun kleine nano-kosmos.
In de genoemde gamma trits staan opzettelijk geen vakken als geschiedenis en archeologie. Henry Ford zei het al:
“History is bunk.” Je zou er iets van kunnen leren, maar je hebt er weinig aan om geld en macht te vergaren.
Er waren al eerder tijdperken, waarin de race om de macht domineerde. In de tijd van adel en ridderschap verwierf
een kleine groep zeggenschap door te leren vechten. Wie het best kon hakken en steken werd de baas. Het ‘gewone
volk’, de boeren en handwerkslieden, zorgde voor eten, kleding en onderdak en was niet in tel. Die maatschappij
stagneerde. Hij zat vol hongersnoden, epidemieën en ander ongemak. Leren vechten is vergelijkbaar met wat
we nu zien. Omgang met harnassen en schilden is vervangen door: leren lullen, zorgen voor een representatief
voorkomen, je er uit kletsen, leren hoe je van anderen gebruik kunt maken, leren macht en geld vergaren en net
als vroeger, daarna de zondvloed.
Als we ons eens even beperken en focusseren op dat micro-nano-systeem: mensen in Nederland, dan zijn de vooruitzichten
helemaal om te huilen. Zorg om strategische reserves en weerbaarheid door kennis van natuur en techniek zijn overboord
gezet. Het landbouw areaal wordt opgeofferd. Het concept ‘zelfvoorziening’ ligt bij het oud vuil. We kopen ons voedsel,
onze brandstof en kleding immers goedkoper elders? Dat er wel eens iets mis zou kunnen gaan met de aanvoer, door
oorlogen of stagnatie in het transport, is geen punt van overweging voor de gamma-elite. Dat onze leveranciers straks
zelf banken, verzekeraars en management krijgen en ons daarvoor niet meer nodig hebben – wat kunnen wij ze dan verkopen
in ruil? – is geen punt van overweging. In plaats van een fractie van bv. 5% van de belasting- en heffingsinkomsten van
het rijk op gas en olie te gebruiken voor de aanleg van een ‘ijzeren voorraad’ uranium (in een enkel jaar het energie
equivalent van een heel Gronings aardgasveld) consumeren wij liever en onderhouden wij een almaar groeiend bestuurs-
en diensten-apparaat.
Wij verkopen onze industrie en productiecapaciteit of brengen hem zelf naar Verwegistan voor een vlugge grijpstuiver.
De enigen die er beter van worden zijn handige topmanagers, die het volk doen geloven dat het ervan profiteert.
Een van
de eerste gevallen, die ik mij herinner was de verkoop van Douwe Egberts aan Sara Lee. Een gouden greep voor Boonstra.
Zijn managementkwaliteiten heeft hij later ook nog eens voor Philips ingezet. Gelukkig moest hij daar tijdig vertrekken.
Aandeelhouders van Fokker waren ook blij toen het bedrijf ging ‘globaliseren’. Ze hebben het geweten.
KLM zorgt nu voor
de winst van Air France.
Corus houdt British Steel, waarmee het zonodig moest fuseren, op de been.
Koninklijke Petroleum
wordt Brits na een schandaaltje, waarin de hoofdschuldige een Brit was. Het zal de bestuurbaarheid verbeteren. Een giller
natuurlijk, als je op eigen kracht met een collectief bestuur tot een van de drie of vier grootste bedrijven in de wereld
bent gegroeid. Het Engelse bedrijfsleven en de overheid hangen van schandalen en bedriegerijen aan elkaar. Elke week weer
wat nieuws. Wie is hier nu weer bezig zijn slag te slaan? Of is het alleen stompzinnigheid van grote aandeelhouders, de
gamma-gestuurde pensioenfondsen en verzekeringsmaatschappijen?
P&O-Nedlloyd, momenteel het mooiste aandeel in Amsterdam, onze laatste
grote scheepvaartmaatschappij, wordt binnenkort verkocht aan een paar Denen. Volgens
Koeze,
de beste analist van
Nederlandse fondsen van de laatste twintig jaar, is de overnameprijs een factor twee à drie te laag. Maar ik meen, dat
we het bedrijf zelfs voor drie maal de prijs niet zouden moeten afstaan. Het betekent nl, potentie ruilen voor een eenmalige
buit. Het klassieke verhaal van het slachten van een kip, die gouden eieren legt. De enigen die er echt wijzer van worden
zijn de zakkenvullende managers5.
Alles wat van die transacties overblijft, zijn een paar centen. Die zullen vlug verdampen. Het verdampingsproces is in
betrouwbare Italiaanse, Duitse, Franse en Griekse handen.
De resterende industrie bezuinigt op zijn research. “Kennis kun je immers elders kopen.” Trouwens ook productie is een
kostenpost. ‘Outsourcen’ is de waan van de eeuw in managementland. Handel is profijtelijker dan fabriceren. Na een
tijdje blijkt handel ook bezwaren te hebben. Bankieren is nog voordeliger en verzekeren natuurlijk, of loterijen
organiseren. Niets is zo doeltreffend als geld met geld verdienen. Maar Euro’s kun je niet eten. En wat te doen,
als niemand ze meer nodig heeft, omdat Indiërs en Chinezen er toch niets voor kunnen kopen, waaraan ze wat hebben?
We voeren blijmoedig een tolsysteem in om verkeersproblemen op te lossen, hoewel een korte blik in de geschiedenis
leert, dat tollen indertijd een van de belangrijkste oorzaken waren van maatschappelijke stagnatie6.
De gezondheidszorg nemen we uit handen van medici. Die vertrouwen we liever toe aan zulke onbaatzuchtige verzorgers
als verzekeringseconomen en juristen. De machtselite doet ons geloven, dat de zorg anders straks onbetaalbaar wordt.
Maar intussen vullen ziekenhuizen en gezondheidscentra zich met papierschuivers, graaiende managers, bestuurskundigen
en accountants. Die zijn immers nodig om de zorg in goede banen te leiden?
Om parkeerproblemen op te lossen, laten we de automobilist betalen voor ruimte op straat, die al lang betaald is,
zonder de parkeerruimte te vergroten. Het geld gebruiken we om regelaars en controleurs met het erbij horende
management een inkomen te verschaffen.
Intussen is een hele generatie jongeren zo opgevoed, dat die zich verdringt om te leren, hoe te managen, kletsen, winstmaken en bonusjagen. Dat is wat de elite onder een kenniseconomie verstaat. Het comparatieve voordeel over niet-gamma’s is evident. De catastrofe, waartoe het leidt, niet minder!
Nieuwegein, 2005 06 22.