|
Nadruk op broeikaseffect
De noodzaak
tot duurzame ontwikkeling wordt sindsdien echter grotendeels bepaald door
milieuvervuiling en vooral broeikasgasemissies. De uitstoot van CO2
door ons almaar toenemende fossiele energieverbruik, groeide in
een paar jaar tijd uit tot de grootste bedreiging voor het leven op aarde:
Opwarming en daarmee verandering van het klimaat en stijging van het zeeniveau.
In 1992 werd in Rio de Janeiro onder verantwoordelijkheid van de Verenigde
Naties een wereldwijd klimaatverdrag gesloten voor reductie van
broeikasgasemissies. In 1997 volgde het Kyoto-protocol waarin voor de
verschillende landen de reductiepercentages zijn vastgesteld. Het
Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC), de klimaatcommissie van de
Verenigde Naties, presenteerde op 2 februari 2007 het eerste deel van haar
vierde klimaatrapport. Hierin zijn de wetenschappers van het panel voor de
eerste keer unaniem en eenduidig over de substantiële bijdrage van de mens aan
het broeikaseffect op aarde en de noodzaak die bijdrage snel en drastisch te
verminderen.
In het derde deel van het vierde IPCC-klimaatrapport (mei 2007) wordt
opgeroepen tot grootschalige CO2-emissiereductie
in alle sectoren.
Na de aanvankelijk weifelende reacties op het Kyoto-protocol zijn hiertoe de
laatste twee jaar wereldwijd vele initiatieven ontplooid. Klimaatinitiatieven
zoals die in Rotterdam gaan vaak verder dan de Kyoto-doelstellingen en de grote
energieverbruikers in de industrie krijgen daarin een belangrijke rol
toegewezen. De kernelementen van de grootschalige aanpak zijn een door de
overheid opgelegd CO2-plafond voor
bedrijven (industrie en energiesector),
een internationaal emissiehandelssysteem en nieuwe technieken voor vermindering
van CO2-uitstoot èn het afvangen en opslaan daarvan.
In Europa is
in 2005 een begin gemaakt met de emissiehandel (ETS), waarvan met ingang van
dit jaar de tweede periode van start ging. Verwacht wordt dat vanaf 2012
overschrijding van toegewezen emissierechten bedrijven echt geld gaat kosten.
In veel westerse landen zoals Nederland wordt door bedrijfsleven, overheden en
kennisinstituten daarnaast gewerkt aan technieken voor het afvangen en opslaan
van CO2
(CCS, Carbon Capture and Storage). Voor burgers ligt de
nadruk op energiebesparing in huis en het CO2
neutraal maken van
consumptie, onder andere door het planten van bomen.
Theorie en onderzoek
De scepsis in
de politiek en wetenschap over de doorslaggevende bijdrage van de mens aan de
exponentiële opwarming van de aarde (het versterkte broeikaseffect) lijkt
hiermee definitief van de baan. "Dat is beslist niet het geval", zegt
Le Pair. "Op de International Geological Conference die in augustus dit
jaar in Oslo werd gehouden, veegde een groot aantal sprekers nog de vloer aan
met de klimaatmodellen van het IPCC." Deze modellen worden voor een deel
onderbouwd door het onderzoek van de klimatologen Michael Mann, Raymond Bradley
en Malcolm Hughes uit 1998, die aantonen dat de temperatuur op aarde tussen het
jaar 1000 en 1900 geleidelijk afnam om daarna sterk te stijgen (de zogenoemde
hockeystickgrafiek). De extra CO2 die de mens door het gebruik van
fossiele brandstoffen sinds de industriële revolutie in de atmosfeer brengt,
zou de oorzaak zijn van die opwarming.
"De Canadese wetenschapper Stephen McIntyre heeft nadien duidelijk aangetoond dat
Mann e.a. statistische fouten hebben gemaakt in hun onderzoek en dat ook hun
reconstructiemethode en dataselectie niet kloppen", stelt Le Pair vast.
"Ook het KNMI heeft er in het verleden op gewezen dat de klimaatmodellen
niet kloppen. Sindsdien lopen ze weer netjes in de politiek correcte pas, maar
dat is niet hetzelfde als het bij het rechte eind hebben. We beschikken pas na
circa 1850 over direct gemeten temperatuurgegevens. Bij reconstructie van de
data van voor die tijd hebben we te maken met zoveel variabelen, dat iedereen
daarmee de uitkomst naar zijn hand kan zetten.
De mens is verantwoordelijk voor zo'n vier procent van de
CO2-emissies naar de atmosfeer. Vliegende
insecten produceren tien keer meer kooldioxide dan
wij. Het is een van de natuurlijke gassen die nodig zijn voor het leven op
aarde, net zoals cycli van koude en warme perioden natuurlijke verschijnselen
zijn. De causale relatie tussen het CO2-gehalte
in de atmosfeer en de opwarming van de aarde is niet onomstotelijk aangetoond.
Sterker nog, geologisch is er eerder bewijs dat perioden van temperatuurstijging
voorafgingen aan perioden van CO2-toename."
Geen consensus
Van consensus over het versterkte
broeikaseffect, welke sinds het vierde klimaatrapport van het IPCC zo wordt
benadrukt, is volgens Le Pair dan ook geen sprake. "De critici van deze
theorie worden alleen minder gehoord en aan het woord gelaten. Het
klimaatonderzoek is inmiddels sterk gepolitiseerd", meent hij. "In de
Verenigde Staten hebben wetenschappers de presidentskandidaten McCain en Obama
al laten weten dat zij de wereld tegen een 'climate disaster' kunnen beschermen
als er negen miljard dollar beschikbaar komt voor onderzoek."
Sinds de Club van Rome, een internationale groep wetenschappers die zich zorgen maakt
over de negatieve gevolgen van de westerse productie en consumptie voor milieu
en klimaat, in 1972 haar onderzoeksrapport 'Grenzen aan de groei' presenteerde,
is er forse wetenschappelijke en politieke kritiek geweest op de 'doomscenario's'
daarvan. Nadat klimaatverandering op aarde meetbaar werd aangetoond en de
Verenigde Naties dat als probleem onderkenden, waren er ook binnen het in 1988
opgerichte IPCC jarenlang grote meningsverschillen over de menselijke bijdrage
daaraan.
De eerste klimaatrapporten (1990 en
1992) van het IPCC, die ten grondslag liggen aan het VN-klimaatverdrag van
1992, ontmoetten wereldwijd grote wetenschappelijke kritiek. Vijftig
vooraanstaande wetenschappers gaven in 1992 formeel uiting aan hun ongerustheid
over het gebrek aan wetenschappelijke onderbouwing van de broeikastheorie. Dit
Heidelberg Appeal, zoals deze verklaring heet, werd door ruim vierduizend
collega's ondertekend. In november 1995 gaven honderdtien meteorologen en
klimaatdeskundigen een soortgelijke waarschuwing af met hun Leipzig Declaratie.
Met de Oregon Petitie namen zeventienduizend wetenschappers de
Verenigde Staten in mei 1998 krachtig afstand van het Kyoto-protocol het jaar
daarvoor. In Nederland verenigen critici van de versterkte broeikastheorie zich
in organisaties als de stichting Heidelberg Appeal Nederland (HAN) en de recent
opgerichte stichting De Groene Rekenkamer (wetenschappers en journalisten).
Eindigheid grondstoffen
"Maar met de kritiek op het versterkte broeikaseffect wordt niet
gezegd dat er niets aan de hand is", stelt Le Pair met klem vast. "We
zijn bezig in een hoog tempo de wereldvoorraden aan fossiele brandstoffen op te
maken. Er is zoveel energie nodig voor onze huidige manier van leven, dat we in
de verste verte geen idee hebben van hoe we de wereldeconomie draaiende kunnen
houden als deze op zijn. Over het opraken van onze grondstofvoorraden maak ik
me dan ook grote zorgen. Daarom kan ik zo kwaad worden over oplossingen als het
afvangen en onder de grond stoppen van CO2. Dat kost immers extra
energie, dus nog snellere uitputting van de brandstofvoorraad. In Groningen
bouwen we gewoon een grote elektriciteitscentrale op aardgas en op de
Maasvlakte bouwen we twee grote kolencentrales. Ik vind dat verkeerd."
Het CO2-probleem overschaduwt ten onrechte het
energieprobleem, volgens Le Pair. "De ontwikkeling van duurzame
energiebronnen voor transportdoeleinden blijkt nog steeds niet eenvoudig. Van
de alternatieven die er ontwikkeld zijn, weten we nog niet precies wat de voor-
en nadelen daarvan zijn. Zijn er bijvoorbeeld genoeg grondstoffen op aarde om
alle auto's van batterijen te voorzien? Om vast te stellen wat alternatieve
bronnen in het kader van duurzaamheid opleveren en kosten, zijn totale
systeemanalyses nodig."
Met het oog op
de onduidelijkheid over de energievoorziening in de toekomst is Le Pair
voorstander van de bouw van kerncentrales. "En we moeten natuurlijk ook
een voorraad uranium aanleggen. Toen ik in de jaren negentig in de Algemene
Energieraad zat, wilde Australië ons uranium verkopen. Als Nederland toen vijf
procent van de energie-inkomsten van de staat voor één jaar had gebruikt om dat
te kopen, hadden we er een Gronings aardgasveld aan energievoorraad bij
gekregen. Daarmee hadden we de wereld weliswaar
niet geholpen, maar het was wel lekker geweest voor Nederland." Het
probleem van de kernafval wordt volgens Le Pair overdreven. "Dat kun je
goed en veilig bewaren door bijvoorbeeld op de Veluwe een hectare grond van een
betonnen vloer te voorzien en daaromheen een dijk aan te leggen."
Anders mee omgaan
Met duurzaamheid in de zin van eerlijke verdeling van welvaart en het
omgaan met de aarde zodat ook toekomstige generaties in welvaart kunnen leven,
hebben de huidige CO2-reductieprogramma's volgens Le Pair niets te
maken. "We moeten ons niet druk maken om de CO2-uitstoot, maar
om de snelheid waarmee we onze grondstoffen opmaken en de oneerlijke verdeling
daarbij. De miljarden die we nu investeren in CO2-reductie kunnen we
beter gebruiken om derde wereldlanden echt te helpen zelf een welvarende
economie op te bouwen. Zolang de rijke landen de ontwikkeling van arme landen
frustreren met handelsbeperkingen, is er natuurlijk geen sprake van echte
hulp. We delen de welvaart niet echt, we delen af en toe uit."
"We moeten anders omgaan met de exploitatie van de aarde. Maar als
we dat de industrie wereldwijd of op Europees niveau voorschrijven zonder
daarvoor de condities te creëren om dat ook werkbaar en bedrijfseconomische
mogelijk te maken, hebben we van het bedrijfsleven niet veel te verwachten. Als
het bedrijven echt veel geld gaat kosten, stoppen ze ermee", vervolgt Le
Pair. "Dat geldt ook voor gedragsverandering bij burgers. Daarom vind ik
een kleinschalige aanpak tot duurzame ontwikkeling, waarbij zowel producenten
als consumenten betrokken zijn, zinvoller. Neem bijvoorbeeld de warmte-isolatie
van woningen en het scheiden van papier, glas, GFT en restafval en de
inzameling van batterijen. Dat is een groot succes in Nederland en levert via
recycling een forse reductie aan grondstoffen op. Een heleboel van dergelijke
kleine initiatieven leveren grote effecten op."
Per probleem naar passende oplossingen zoeken dus. "Want alleen als
we het probleem echt willen oplossen, kunnen we daartoe consensus bereiken. Dat
betekent dat we het moeten kennen en begrijpen en in de gezamenlijke oplossing
moeten geloven. Als tien of honderdmiljoen mensen iets geloven, is dat vrijwel
zeker fout. Dat is een ding dat ik zeker weet", aldus Le Pair.
|
|