's Ochtends om 6 uur liepen ze halve kracht de Nieuwe Waterweg uit. Eenmaal op volle zee kwam de vaart er in. Met 22 knopen passeerden ze Dover en toen het donker werd, waren ze al een goed eind in Het Kanaal. Pas bij het inschakelen van de navigatie- en dekverlichting viel de elektriciteit uit. Het vervelende was dat het vermogen van de noodgenerator geen snelle manoeuvres toeliet. De servo's van de besturing vroegen nogal wat. Helemaal stilleggen was met de harde Zuidenwind en de Needles 6 mijl naar het Noorden te riskant. De machinekamer was unaniem: het is die verdomde terugkoppeling! 'In de oude toestand herstellen', bulderde de hoofdmachinist. De kapitein liet ze hun gang gaan. Hij had andere zorgen. Na de kantjeboord ontmoeting met de uitwaaierende hopperzuiger achter zijn sleper, raakte een treilende visser zijn netten kwijt. Ook op ¼ vermogen maalden de schroeven de nylondraadjes in seconden tot pulp. De visser domineerde lange tijd het verkeer op kanaal 16 met zijn scheldpartij op zonen van lelijke dieren die niet op zee hoorden omdat ze niet wisten waar hun 'shipping lanes' waren. In de machinekamer plonsde door de haast ook nog een smoornippel in de congulator. Dat vertraagde de reparatie weer met een kwartier... Maar net toen de kapitein besloot om toch maar te ankeren, liever dan de Needles te trotseren, begonnen de lampen weer feller te branden en even later was de controle hersteld.
Het schip voer nadien nog ruim 7 jaar met de plug in de phasecontrast zonder storingen, maar wel met een andere kapitein. Die bracht de laatste drie jaar van zijn actieve leven aan de wal door in verband met een onderzoek van de scheepvaartinspectie naar de toelaatbaarheid van omschakelen op volle zee van moddersokkel naar phasecontrast.
Liber Amicorum
Rolf Siemssen,
1995(?)