STRATEGISCHE PLANNING EN DE BEHOEFTEN VAN DE OVERHEID AAN KENNISINNOVATIE EN DISSEMINATIE1)


Korte inhoud:

Strategische planning bevat interne en externe aspecten in tijdsperspectief. In deze bijdrage ligt het accent op de omgeving van TNO. Die stelt paradoxale eisen. De wensen van de overheid en het belang van het land zijn zwak gekoppeld. Tactisch manoeuvreren vereist marktstrategie en meer licht op behaalde resultaten.



1. Intern & extern

Veel sprekers ontlenen tegenwoordig hun metaforen aan de sport. Maar ik houd mij net als onze voorouders liever bij de scheepvaart.
Bij het maken van een strategisch plan moet men uiteraard rekening houden met de mogelijkheden van het eigen bedrijf of de organisatie. Wie alleen droomt over zijn doel, of bij het oriënteren op de omgeving zijn eigen vaartuig veronachtzaamt, raakt in moeilijkheden. Dit plaatje brengt dat naar ik hoop indringend in beeld. 'Let op uw saeck!'


Echter net zo belangrijk is het bij de plannerij om je rekenschap te geven van de omgeving en de veranderingen die daar plaatsvinden. Een schipper die alleen oog heeft voor zijn eigen schuit belandt op de klippen, of zoals hier, tussen de piranha's.
Ik zal mij vandaag in verband met TNO juist met de omgeving bezighouden

2. Tijd

Er zijn veranderingen in de tijd. De maatschappij van heden, is anders dan die van gisteren en bijgevolg zijn ook de mensen in onze researchinstellingen veranderd. Morgen is het weer anders. De opvattingen over hoe je het best de maatschappij inricht, het maatschappijparadigma, van vandaag is ook anders dan gisteren.



3. Van verlichting naar verduistering

In de tijd die historici aanduiden met de periode van de verlichting (na de duistere middeleeuwen, die zoals o.a. Lynn White en Jean Gimpel lieten zien, overigens helemaal niet zo donker waren2),3) nam het vertrouwen in de wetenschappelijke methode en wetenschappelijk gefundeerde beschrijving van de werkelijkheid toe, ten koste van geloof, waan en traditie. Ik meen dat de samenleving zich nu weer in omgekeerde richting beweegt. Wat mensen vinden wordt belangrijker dan feitelijke waarnemingen. Horoscopen, mantra's ongeverifieerde geneesmethoden enfin, u kent het. De vorige Amerikaanse president Bush schaamde zich niet publiekelijk zulke nonsens te debiteren als: 100 000 000 Amerikanen kunnen niet fout zitten. Naar mijn vaste overtuiging, weet je bijna zeker dat iets verkeerd is, als zoveel mensen een bepaald geloof zijn toegedaan. Maar wie ben ik? Laten we ons dus houden bij dezelfde Kantiaanse categorie: het gelijk van de grote massa's. Dan zie je onmiddellijk het paradoxale van Bush's uitspraak. Wat vinden bijv. enkele honderden miljoenen islamieten van wat enkele honderden miljoenen christenen geloven?



4. Indicatoren

Ik heb gezocht naar een indicator om die verduistering in cijfers uit te drukken. Je denkt dan aan cijferreeksen van studenten in de exacte en technische vakken, over groei van het aantal beursgoeroes, waarzeggers, beleggingsfondsen – Wist u dat in het Financieel Dagblad bijv. de lijst van aandelen van Nederlandse bedrijven enkele malen korter is dan die van Nederlandse beleggingsinstellingen? – en nog veel meer. Ze wijzen alle in dezelfde richting.



5. Marten Toonder's thermometer

Onlangs stuitte ik op een indicator, waaraan anderen nog niet gedacht hebben. U krijgt de primeur.
Vanaf 16 maart 1941 tot 20 januari 1986 publiceerde Marten Toonder zijn strip van Tom Poes en Olivier B. Bommel. De uitgever Panda heeft onlangs de hele serie heruitgegeven in 40 delen. Hoe kon het dat de strip zo lang het publiek bleef boeien? M.i. 1. door de aardige tekeningen, 2. door zijn innovatief taalgebruik, maar bovenal 3. doordat hij zijn publiek een spiegel voorhield van de samenleving. Toonder was geen maatschappijcriticus, maar zoals elk groot schrijver voelde hij de tijdgeest beter aan dan statistici of maatschappijwetenschappers.
De hoofdfiguren in de serie zijn een kleine slimme poes en een dikke beer. Tom Poes laat zich niet door schijn of mooie woorden bedriegen. Hij zoekt naar achtergrond en oorzaak en geeft vanuit het gewonnen inzicht aan, hoe problemen moeten worden opgelost, of hij komt zelf in actie. OBB daarentegen is een 'heer van stand' voor wie geld geen rol speelt. Hij laat zich door schoonschijnende redeneringen inpakken. Zelf geniet hij er ook van verhalen te houden om zijn gehoor te imponeren. Meestal zit daar kop noch staart aan."Ik was ergens anders met mijn gedachten, al weet ik ook niet precies waar."

Ik las de strip vanaf het prille begin. En toen al, als kind, ergerde ik mij aan de arrogante beer, die telkens weer door zijn jonge vriend Tom Poes uit de penarie moest worden gehaald. De verhalen zijn speelse parodieën op onze maatschappij, ook al wordt die van tijd tot tijd door bovennatuurlijke gebeurtenissen bedreigd. De kern is invariant: een stad of wereld in gevaar, al of niet als gevolg van de stommiteiten van heer Ollie en redding door briljante oplossingen van Tom Poes. Die wordt daarbij als regel gehinderd door de goede bedoelingen van zijn vriend, die aan het eind ook meestal de eer nog voor zich opeist.

De titel van de verhalen luidde oorspronkelijk Tom Poes en... Later werd het ook Heer Bommel en... In de figuur is in beeld gebracht welk percentage van de verhalen in de 40 delen van de Panda-reeks, die zich dus over 45 jaar uitstrekt, de naam Tom Poes bevat. Om fluctuaties wat te onderdrukken heb ik met gewogen gemiddelden over 5 delen gewerkt.
Dat Toonder geleidelijk de schijnwerper op Bommel's aandeel in de verhalen ging richten – de rolverdeling bleef dezelfde – is vanwege zijn gevoel voor het wezenlijke in de samenleving veelzeggend. In de loop van de jaren domineerden in de maatschappij steeds minder de feiten en de heldere analyse. In het begin in de Tweede Wereldoorlog was scherpzinnigheid en feitenkennis een hoog gewaardeerde eigenschap. Later werd geklets en schone schijn, geblunder waarmee je toch uit de voeten kunt, pretentie, geschiedvervalsing, doodzwijgen van de eigenlijke toedracht enz. steeds meer vanzelfsprekend, ja zelfs gewaardeerd. Niet alleen is 'voze holklap' geen zonde meer, het omgekeerde is het geval. De feitenfriek en analyticus is een 'nerd' die je moet mijden. Op de Toonderschaal is in januari 1986 de 'onmenselijke vermenselijking' van de samenleving al tot 90% voortgeschreden. Bij lineaire extrapolatie zou rond 1990 de lijn door nul gaan. Toen ging de zon onder en werden de tijden weer donker.



6. Winstmaximalisatie

Een machtselite, ja zelfs een hele samenleving kan het bij het verkeerde eind hebben . (Maar als je er in zit, heb je er wel mee te maken!) In het huidige maatschappijparadigma domineert het korte-termijn economisch denken. Alles is ondergeschikt aan dit economisch principe. Voor ondernemingen is winstmaximalisatie het hoogste goed. Begrippen als een bedrijf als "werkgemeenschap", of productie van "goederen en diensten voor het algemene nut", raken vergeten. Voor moderne managers van het Harvard of Wharton business school type, maakt het niet uit, wat ze managen, als het maar verdient. En met handel in geld zelf verdien je het meest. De Boonstra's zwermen over ons uit.



7. TNO en het huidige maatschappijparadigma

TNO bevindt zich nu in een maatschappij waar 'de markt' de grootste wijsheid vertegenwoordigt. Een dienst of een product ontleent zijn bestaansrecht slechts aan de 'vraag'. Er zijn nog wat vage reminiscenties aan een archaïsch verleden, waarin de gemeenschap zo maar geld gaf, omdat men geloofde dat kennisontwikkeling op zich nuttig en nodig was, maar die herinneringen verbleken. Hier en daar vraagt men zich dus af, waarom er nog 25% 'basissubsidie' moet worden gegeven? Ook de vrije kennisgaring en –ontwikkeling bij de universiteiten staat ter discussie. NWO lijkt het principe zelfs al overboord te hebben gezet. (Onder vrije kennisgaring versta ik onderzoek waarbij de aandacht gaat, naar vragen die uit de materie zelf opkomen en niet in de eerste plaats naar die waarmee de geldgever zich bezighoudt.)



8. Kennis te koop

Er is een notie 'Kennis kun je overal halen'. Koop het daar waar je de beste waar voor je geld krijgt. In die gedachtegang hoeven we uiteindelijk zelf helemaal niet meer aan kennisontwikkeling te doen. Als Chinezen of Indiërs goedkoper en evengoed zijn... Dit is de weg van het summa-neo-kolonialisme. Het zal op den duur niet werken. Maar daaraan heeft een modern Nederlands manager lak, voor het zover is, moet hij al lang 'binnen' zijn, waarna hij kan gaan wonen, waar het goed is, ons achterlatend met gebakken peren.



9. Anti-summa-neo-kolonialisme

Op termijn koersen we bij het huidig paradigma af op catastrofes. Het meest voor de hand ligt: de opkomst van een anti-summa-neo-kolonialisme (De slimmerds elders kunnen het straks ook wel zonder ons management stellen en voor geld gaan ze bij hun eigen bankiers en verzekeraars te biecht.) Andere plausibele gevaren vormen in de toekomst verborgen klippen als: stagnatie in de wereldhandel door oorlog, door tekorten, door revoluties en dergelijke.
Maar er zijn er ook bezwaren tegen het heersende maatschappijparadigma die niet eens verborgen zijn: marktimperfecties, bijv. De koper weet niet of begrijpt niet, wat hij aangeboden krijgt. Zo financiert hij niet de ontwikkeling die hem veel profijt zou hebben gebracht.
Vergeten wordt dat 'de klant' lang niet altijd weet wat hij wil, of wat goed voor hem is. Vergeten wordt dat research uitzicht op de wereld geeft. Door de klant de ramen aan één kant van het gebouw te laten zetten, verdwijnt het zicht aan de andere zijde. Vergeten wordt dat er regio zijn, de VS bijv., waar om militair-strategische redenen nog altijd veel vrije kennisgaring plaatsvindt. Die kennisontwikkeling straalt uit op de civiele omgeving. Maar altijd eerst in de nabijheid. Zodoende hebben zulke regio in de kenniseconomie een sterk voordeel. Ze hebben een voorsprong in fundamentele kennis.



10. TNO positionering

Tot zover mijn filippica tegen het vigerende maatschappijparadigma dat niet alleen uw omgeving uitmaakt, maar ook TNO zelf penetreert. TNO produceert resultatenrekeningen en jaarlijks is er gekrakeel over gemaakte winst en andere 'bottom line' leuterpraat. Het grappige is dat in die discussies het echte en voornaamste product, de geproduceerde en tot aanwending gebrachte kennis niet of slechts marginaal opduikt. Die is immers veelal niet in geld uit te drukken.
TNO moet zich bij zijn strategische positionering rekenschap geven van zijn omgeving. Recht of slecht, die is een feit!

DE ORGANISATIE KAN NIET TEGEN DE STROOM OPROEIEN. MAAR DAT IS NIET HETZELFDE ALS JE KRITIEKLOOS LATEN MEEDRIJVEN NAAR DE AFGROND. LAAT STAAN ZELF GELOVEN DAT HET DE GOEDE KANT OP GAAT.
HET DEVIES IS DUS: MEEDOEN TEGEN BETER WETEN IN!
(En waar mogelijk trachten het tij te keren.)

Laten we eerlijk zijn TNO is opgezet als organisatie voor toegepast onderzoek. En er was een tijd, ik denk zo'n 10 à 20 jaar geleden, waarin gerechtvaardigde kritiek op die missievervulling bestond. De verantwoordelijkheid voor het toepassingsgerichte was hier en daar nogal ondergesneeuwd.

Een hoogontwikkelde regio als Nederland heeft behoefte aan TNO en GTIs. Zaken als economie, veiligheid, gezondheid, milieu, verdediging tegen menselijke en natuurlijke vijanden – het water(!) - transport, voedsel, drinkwater, bouw, afval en noem maar op, moeten met de best mogelijke, beschikbare kennis worden behandeld en bestuurd. En de best mogelijke kennis vind je alleen in instituten waar aan de ontwikkeling van die kennis zelf wordt gewerkt.
Het besef daarvan is in het huidige maatschappijparadigma onvoldoende aanwezig. Wij moeten dus niet ophouden dat besef, waar wij kunnen, uit te dragen en te versterken.



11. De rol en de plaats van de overheid

Het ligt voor de hand om hier de overheid een verwijt te maken. Maar de vraag is, is dat terecht? Wat is de overheid en wat wil de overheid?
Je kunt een onderscheid maken tussen de politieke- en de ambtelijke overheid. In een democratie zouden politieke gezagsdragers die zich niets aan het maatschappijparadigma gelegen lieten liggen gauw het veld moeten ruimen. Zij zijn niet alleen de exponenten, maar ook de gevangenen van dat paradigma. De ambtenaren kunnen afwijkende meningen koesteren en zich meer om de lange termijn bekommeren, maar uiteindelijk moeten zij zich aan de directieven van de politiek houden, anders wordt het een chaos. En bovendien is ook die groep natuurlijk beïnvloed door het vigerende maatschappijparadigma.
In de politiek krijgen doorgaans de mensen het voor het zeggen, die macht zoeken. Goed beschouwd is dat het wezen van de politiek. Het ene paradigma of het andere, doet er voor een politicus niet toe. Voor hem of haar is het slechts een van de factoren om rekening mee te houden bij de klouterpartij naar de top.
We zijn een ordentelijk land en van de overheid als geheel kunnen we gelukkig aannemen dat zij het beste met het algemeen belang voorheeft. Maar dat is helaas geen garantie voor het beste beleid. Om dat te beïnvloeden moeten individuen en groepen worden aangesproken en dat gebeurt het meest effectief wanneer rekening wordt gehouden met hun persoonlijke- of groepsinteressen. Het lied 'Goed voor het land' zingt iedereen.

Soms hoor je de verzuchting dat de 'media' de overheid behoren te corrigeren. Maar dat is een naïeve opvatting. De media zijn er om geld mee te verdienen, of om groepsbelangen te behartigen. Een doorsneekrant vult zijn pagina's met wat zijn lezers willen zien. Selectie uit het nieuws en de commentaren worden in hoge mate daardoor bepaald. Het kost bijv. erg veel moeite om uit de media te destilleren waarom de JSF al of niet beter is dan zijn Europese concurrent. De technische achtergrond is niet interessant. Daarentegen kun je maandenlang geen krant openslaan, of je treft wel een bericht over wie nu weer voor of tegen die JSF is. Dat is kennelijk wat het publiek interesseert, niet wat het beste is. Bij de audiovisuele media is de instelling van het publiek nog belangrijker. Daar moet het ook nog lekker in het gehoor of het beeld liggen, wil het aandacht krijgen. Te denken dat publieksmedia de toon zouden moeten of willen zetten bij maatschappijkritiek is belachelijk. Die verantwoordelijkheid ligt louter bij ons en wij moeten ons tevredenstellen met een klein gehoor en een raadgevende rol. Je mag hopen dat het op den duur helpt, maar maatschappelijke processen hebben een lange relaxatietijd. Copernicus' bevindingen zijn nu weliswaar gemeen goed, maar met die van Darwin zijn we nog minder dan halverwege.

Intussen moet TNO verder en haar omgeving verwacht dat de organisatie de boer op gaat en zijn kennis verkoopt, opdrachten binnenhaalt en winst maakt.



12. Kennismarkt

Over de marketing van kennis zal ik het niet hebben. Er zijn mensen die daarvan meer weten. Er zijn zelfs bedrijven, consultants e.d., die er hun brood mee verdienen. Ga bij hen te rade, zou ik zeggen. Maar vergeet daarbij niet, dat ook zij eigen belangen hebben. Veel uren schrijven brengt hen geld in het laadje. De eigen expertise in een glorieus daglicht stellen en de volgende opdracht binnenhalen staan ook hoog op hun agenda. Dus kijk uit.



13. Gebruikers, kopers en PR

Uit mijn eigen ervaring wil ik alleen nog iets vertellen over de wijze waarop de STW zijn kennisafnemers vindt, hoe zij met hen omgaat en hoe ze over behaalde resultaten verantwoording aflegt. In het leesmateriaal dat voor dit seminar werd gedistribueerd, is het meeste daarvan al beschreven4),5). Het kan dus kort.

De STW werkt in de universiteiten en bepaalt zich tot research. Ontwikkeling moet worden gestimuleerd, maar is geen eigen verantwoordelijkheid. Daarin ligt een verschil met TNO, dat niet alleen ook ontwikkeling voor zijn rekening kan nemen, maar zelfs in vele gevallen uitvoerend werkzaam is. (Een van de hoofdfuncties van TNO is dat de overheid een organisatie heeft, die bij moeilijkheden met adequate mankracht kan worden ingezet om problemen op te lossen en te repareren of te innoveren.)
STW-initiatief ligt bij universitaire onderzoekers. De Stichting beoordeelt slechts of zij de plannen financieel wil steunen. Door bij een besluit mee te wegen of er echt kans is op toepassing van de onderzoeksresultaten, stimuleert de STW vroegtijdige contacten tussen kennisafnemers en producenten. Daardoor is in veel STW-onderzoek wel degelijk sprake van gebruiker-gestuurde, of gebruiker-geïnduceerde research.
Omdat met publieke middelen wordt gewerkt, beijvert de STW zich bij al zijn projecten àlle potentiële Nederlandse gebruikers te betrekken. Dat gebeurt door veelvuldig gebruik van de telefoon: "Als u niet zelf geïnteresseerd bent, kent u wellicht iemand die wel...". Pas indien door het erbij betrekken van meer gebruikers de kans op applicatie minder i.p.v meer, wordt, staakt men het zoeken. Als al aanwezige gebruikers op gesloten deuren aandringen, moeten ze aan het onderzoek meebetalen.
Vaker dan men zou vermoeden, leidt deze werkwijze tot betrokkenheid van heel verschillende partners, die vaak tot hun eigen verbazing gaan profiteren van de participatie van die anderen. De notie dat de universiteit de kennis levert en de gebruikers hem afnemen, blijkt in de praktijk vaak ontoereikend. Er is meer sprake van kennisuitwisseling over en weer en tussen...
Indien een STW-project commercialiseerbare kennis oplevert, moet de afnemer betalen en niet naar gelang de kosten van het onderzoek, maar naar gelang de waarde van de geleverde kennis.
Op de vele haken en ogen, zal ik hier niet ingaan. Maar bij terugblik durf ik wel te zeggen dat alle discussies en belangentegenstellingen altijd zijn opgelost zonder ruzies en zonder tussenkomst van rechters.

In de praktijk ontstond zo rond de STW een enorm uitgebreid kennisnetwerk. De kracht lag in de steeds wisselende partners en verbindingen, de informaliteit en de snelheid van werken.
Ik toon u even de organisatie rond STW-project:

14. Echo-akoestische weefsel differentiatie


Een Delfts initiatief, waaraan werd gewekt in Delft, bij de KUN, de EUR, de RL en de universiteit van Hamburg.
Ge-bruikers waren 6 bedrijven en TNO's TPD.
De disciplines die erbij betrokken waren:
Natuurkunde, biologie, geneeskunde, wiskunde, werktuigbouwkunde elk met een veelvoud van specialismen.
U ziet het, bij toepassingsgericht onderzoek kom je er niet met één discipline. En de notie 'STW dat is één professor met één promovendus en één bedrijf', is ook ver van de realiteit.

Dit model is zeker niet toepasbaar op alle TNO-activiteiten, maar er zijn ongetwijfeld TNO onderzoekingen die met een netwerk-filosofie als die van de STW gebaat zouden zijn.




15. Public Relations

PR is belangrijk voor TNO. Om potentiële klanten op de organisatie te attenderen, maar ook om een kritische subsidiegever te tonen wat er is bereikt.
Daarom wil ik nog even uw aandacht vestigen op een bijzonder PR-instrument van de STW. Het verbaast mij altijd dat er in de hele wereld geen overheidsresearch- instellingen zijn die ook zoiets doen.
Overheden dragen instellingen op jaarlijks te rapporteren. Jaarverslagen zijn vaak mooie, instructieve PR-documenten. Maar hun effectiviteit is beperkt. Klanten, i.h.b. bedrijven, kijken nu eenmaal zorgvuldiger naar wat andere bedrijven doen, dan naar wat aanbieders hen voor moois voorschotelen.
Een jaarverslag vertelt wat er in het afgelopen jaar is gebeurd, maar voor research is die periode veel te kort. Bij het STW-onderzoek blijkt als regel dat zelfs na een periode van vijf jaar vanaf het begin van het onderzoek nog veel onzekerheid bestaat over de wijze waarop resultaten daadwerkelijk gaan worden gebruikt. De STW maakt daarom behalve het verplichte jaarverslag, jaarlijks ook een zgn. utilisatierapport, waarin beschreven wordt wat met de resultaten van projecten die 10 jaar geleden zijn begonnen, gebeurt. Daarin worden, een enkele uitzondering daargelaten, man en paard genoemd. Welke bedrijven waren betrokken, wat was hun financiële bijdrage, wat gebeurt er nu met de resultaten enz. Dit rapport, dat er veel minder 'glossy' uitziet dan het jaarverslag. Blijkt bij technologie-ontwikkelafdelingen van bedrijven bijzonder populair te zijn, omdat het laat zien wat er is gelukt en wat er is mislukt, wie profiteren enz. Het is een mooi voorbeeld van een oude Nederlandse wijsheid: Eerlijk duurt het langst.



16. Slot

Aan het eind van mijn verhaal vraag ik mij natuurlijk af, wat u er aan gehad heeft? Mijn verwachtingen lijken op die van het zusje van Charlie Brown:

Referenties

  1. Voordracht TNO seminar Ondernemerschap ASMO-6, Noordwijkerhout, 2002 04 24.
  2. Lynn White: Medieval Technology and Social Change, Oxford Clarendon Press 1962; e.a. van dezelfde auteur.
  3. Jean Gimpel: The Mediaeval Machine. The industrial revolution of the Middle Ages, Harmondsworth: Penguin 1976.
  4. C. le Pair: University Research and Industry, CIRP conf. 1995.
  5. C. le Pair: Application oriented research in academe, Academic Industrial Links, Inst. of Mechanical Engineers, 1991.