|
Afgelopen oktober deed Le Pair weer van zich horen bij de kick-off bijeenkomst van het Regieorgaan ICT.
'Wat mij vooral teleurstelt, is het beperkte mandaat van het nieuwe orgaan', zei hij. Le Pair was
voorzitter van de ‘task-force’ die advies uitbracht over stimulering van ICT-onderzoek in Nederland.
Deze groep oordeelde dat er een structurele vergroting van middelen voor publiek ICT-onderzoek moest
komen. Tijdelijk financieren, zoals nu gebeurt, vond de task-force niet voldoende.
Om de sector echt
te versterken, moesten er ICT-hoogleraren bijkomen, volgens Le Pairs rapport 'Samen, strategischer en
sterker’. Le Pair: 'In zo'n task-force zitten natuurlijk ook een aantal industriële nitwits.
Nitwits in die zin, dat ze niet weten hoe het academische systeem werkt. Zij denken: als je maar goed
op universiteiten inpraat en benadrukt dat ICT belangrijk is, dan verleggen ze vanzelf hun aandacht.
De politiek denkt dat daadkrachtige universitaire bestuurders met spierballentaal de prioriteiten wel
even kunnen verschuiven. Zo werkt dat natuurlijk niet. Godzijdank niet'.
Geen echte keuzes maken en halfslachtige maatregelen verstoren op zijn minst ernstig de goede gang
van zaken, meent Le Pair. 'Een universiteit is geen flexibel bedrijf’, zegt hij en het huidige
gebezigde managersjargon noemt hij ‘modepraat’. 'Ze moeten wel, anders gelooft de politiek niet
dat ze flink zijn. Dus zulke verschuivingen zijn grotendeels illusoir. Ze kosten massa's tijd en
energie, waardoor het eindresultaat, als het al totstandkomt, in feite negatief effect sorteert!
Wie echt iets wil bewerkstelligen, moet volgens Le Pair geen projectjes voor promovendi
financieren, maar hoogleraren neerzetten. 'Net zoals we dat na de Tweede Wereldoorlog deden met
kernfysica, toen kernenergie en atoomwapens mode werden. Dat zijn wel levenslange benoemingen,
anders krijg je geen hoogleraren. Mijn voorstel was dat het ICT Regieorgaan niet alleen geld
zou krijgen, maar ook de belofte dat er twintig tot dertig jaar geld beschikbaar zou zijn.
Anders kun je geen vaste staf benoemen en richting geven aan de research'.
Le Pair telt deze houding op bij de andere trends in onderwijsland en noemt de ontwikkelingen
schandalig. 'Nederland zit met zijn onderwijsuitgaven onder het EU-gemiddelde. Dat breekt ons
op. Waar we koplopers horen te zijn, sukkelen we achteraan. Voor het universitaire systeem is
er een grens aan de nuttige omvang van eenmalig geld en die grens daalt nog, wanneer men eist,
dat gelden worden ‘gematcht’, zoals dat in een tijd van 'task-forces', 'kick-offs' en 'I love
afstand houden' heet.'
Wat vindt u van de steeds terugkerend roep om de kloof tussen de academische wereld en het
bedrijfsleven te dichten?
'Absolute onzin. In het begin van mijn tijd bij STW kwam ik bij het Forum voor Techniek
en Wetenschap de R&D-baas van DSM tegen. Hij zat daar in de raad van bestuur. De man wilde
graag een gesprek met mij over samenwerking tussen DSM en de universiteiten. Ik had juist
een presentatie in elkaar gezet met voorbeelden van samenwerking tussen chemici en de
industrie en had 21 STW-projecten geteld waar DSM in de gebruikers-commissie bij was
betrokken. Dus ik zeg: jullie dragen aardig bij, er lopen bij ons 21 projecten waar DSM
bij is betrokken. Die man wist daar niets van en vroeg me om daarvan een lijstje te sturen.
Twee, drie dagen later gaat de telefoon. DSM. De man belde om te zeggen dat onze afspraak
niet hoefde door te gaan. 'Schrikt u niet', zei hij. 'Want de reden is voor u erg gunstig.
Ze waren hier bezig een hele winkel op te zetten voor samenwerking met universiteiten en
die heb ik afgeblazen. Het gaat best zo!'
Er is dus geen kloof tussen universiteit en bedrijfsleven?
'Meneer Kalf van ABN AMRO riep eens in een interview dat het schandalig was hoe weinig
er werd samengewerkt. Daar luisteren ministers naar, terwijl die man een
nitwit is op dit gebied. In een heleboel bedrijven weet de baas niets van lopende
samenwerkingsverbanden. Medewerkers hebben er ook geen belang bij om in hun bedrijf te
vertellen wat ze horen op de universiteit. Het is voldoende voor hun carrière om met
kennis te komen. Dat heeft niets met kwaaie wil te maken. Als er dan ook nog eens twee,
drie functietrappen tussen zitten naar de raad van bestuur, dan bereikt het de top
helemaal nooit. Niemand heeft er belang bij om te vertellen dat hun nieuw opgedane
kennis eigenlijk van de universiteit komt.'
'Ik heb een keer een schatting gemaakt van de midden- en kleinbedrijven die in Nederland
scheppend aan nieuwe technologie werken. Ik kwam tot ongeveer vijfhonderd bedrijven. Het
zijn er in werkelijkheid misschien vierhonderd of zevenhonderd. Die bedrijven proberen
ècht nieuwe dingen te doen. Het bleek dat driehonderd bedrijven uit mijn lijstje
betrokken waren bij universitair onderzoek. Driehonderd! Alleen al bij het kleine STWtje.
Voor grote bedrijven geldt dat nog veel sterker, al kan het natuurlijk altijd beter.'
Hoe nauw moet de industrie samenwerken met universiteiten?
'Van conglomeraten tussen universiteiten en industrieën om geavanceerd
ontwikkelingswerk te doen ben ik geen groot voorstander. Dan breng je studenten niet
meer naar de grenzen van de wereldkennis, maar naar de grenzen van wat bedrijven in huis
hebben. Dat is een gevaarlijke ontwikkeling. Voor een deel van de studenten is dat prima.
Maar als dat de norm wordt, dan komen er themagroepen en die krijgen beperkingen. Onder
het motto 'we kunnen niet alles doen' en 'we moeten ons concentreren' gaan die zich beperken
en dat is flauwekul. Alle grote bedrijven zijn ontstaan uit een kern van echt nieuwe kennis.
Als we het indertijd aan Fokker hadden overgelaten om Glare-laminaten te ontwikkelen, dan was
het nooit wat geworden. Het is hetzelfde als met de Franse wijnboeren die het zwaar te verduren
hebben van concurrenten uit Argentinië, Australië, Chili en Zuid-Afrika. In Frankrijk
mag je niet eens een druif uit een ander gebied in je wijn verwerken, maar in de nieuwe wereld
zijn ze niet bang om er een kruisbes bij te doen als dat de smaak verbetert.'
De kloof is dus niet zo groot als we denken?
'Er wordt op grote schaal samengewerkt. Op grote schaal. Echt waar, ook buiten STW om. De top
van bedrijven weet dat allemaal niet. Zij blaten elkaar na. Zij denken in andere concepten. Daarom
weten ook colleges van bestuur van niets, hooguit over wat ze per ongeluk opvangen. Tussen ontdekking
en product zitten ook vele schakels. Het is begrijpelijk dat de verkopers niet de hele
voorgeschiedenis van een product kennen. Die zien wat voor een enorme activiteit hun eigen
bedrijf moest leveren om hun spullen op de markt te brengen. Vele collega’s hebben er hard
aan getrokken, maar wat daarvoor gebeurde, weten ze niet. Economen hebben nooit begrip gehad
voor technische ontwikkeling. Ze willen vooraf weten of het goed verkoopt, anders beginners ze
er niet eens aan. Ook bankiers staan erom bekend dat ze geen goede financiers van innovatieve
bedrijven zijn. Venture capitalists hebben iets meer gevoel voor potentieel.’
|
|