|
NRC/H'bld 9 juni 2009 | |
Niet de leugen regeert, maar het gedraai en gemier Er is geen gebeurtenis die de oppervlakkigheid en het egocentrisme van het politieke bedrijf meer blootlegt dan het debat vlak na een verkiezingsuitslag. Wie er ook spreken, partijleiders, fractievoorzitters of lijsttrekkers, er wordt op zo’n moment zelden een verstandig woord gezegd. Uit alles blijkt dat men alleen oog heeft voor het eigen gelijk of de eigen miskenning, ook al wordt dat soms gelardeerd met een halfhartig compliment aan de winnaars. De enigen die het er afgelopen donderdag, bij de uitslag van de Europese verkiezingen in Nederland, enigszins redelijk afbrachten waren Alexander Pechtold en Femke Halsema, met hun weerwoorden aan Geert Wilders. Bij de andere partijen overheerste de defensieve onderdanigheid tegenover een winnaar die in feite knaagt aan de poten van de representatieve democratie. Los van de uitslag van de Europese verkiezingen, maar gewoon de laatste jaren overziend, kun je niet anders dan je afvragen wat er toch mis is met de politiek. Waarom lijkt de politiek steeds minder vaak verstandige mensen van een moreel hoogstaand kaliber aan te trekken die durven te zeggen waar het op staat en waar het om gaat? Middelmatigheid voert de lijst aan, en de leiders lijken als de dood om zich te omringen met vazallen die meer getalenteerd zijn dan zijzelf. Daarmee geven zij expliciet de voorkeur aan een middelmaat van een nog iets lager gehalte – alleen zo kan de keuze van Wouter Bos voor Mariëtte Hamer in plaats van Diederik Samsom worden verklaard. Hierdoor ontstaat een neerwaartse spiraal waardoor steeds minder mensen met leiderschapscapaciteiten zich aangetrokken voelen tot het politieke bedrijf. Er bestaan gelukkig enkele uitzonderingen, maar het zijn er niet veel. Niet de leugen regeert, maar het gedraai en gemier, het navelstaren en nagelbijten. Veel politici lijken verlamd door de angst voor echte keuzes, door het halfslachtige compromis en de kortzichtigheid. Ze verbieden zichzelf om verder te kijken dan de waan van de dag en de waan van een opkomend nationalisme en populisme. En waar visie ontbreekt, biedt de verslaving aan discussies over onbetekenende details een riante uitkomst. Dat is zelfs het geval op een zo neutraal en onomstreden terrein als innovatie, kennis en onderwijs. Er wordt keer op keer, jarenlang, herhaald dat de Nederlandse economie een kenniseconomie is, maar met evenveel overtuiging wordt er weinig tot niets gedaan aan de lamentabele staat van investeringen. Waar is het leiderschap gebleven, het oog voor de lange termijn? Of, een vergelijkbaar voorbeeld, hoe kan het gebeuren dat het elan waarmee een historische canon voor het onderwijs werd opgesteld, is verzand in gekrakeel over een museumlocatie en een homeopathisch verdunde richtlijn voor onderwijs? Natuurlijk, er bestaan altijd nog veel ergere gevallen. Het Engelse politieke establishment blijkt zich naar hartelust te hebben verrijkt dankzij onduidelijke regels en gebrek aan controle. Wat er gedeclareerd werd, van waxinelichtjes tot vogelhuisjes en pornofilms, is van een treurige lachwekkendheid. In Italië is er meer aandacht voor de topless zonnende dames aan de rand van het zwembad van premier Berlusconi en zijn niet of wel bestaande relatie met een achttienjarig fotomodel, dan voor de deplorabele staat van de economie en de afroming van Europese subsidies door de georganiseerde misdaad. Middelmatigheid en misplaatste zelfoverschatting zijn maar een deel van de verklaring. We zien vooral een totaal gebrek aan betrokkenheid bij het grotere geheel en verantwoordelijkheidsgevoel voor de publieke zaak. Terwijl politici zijn gekozen om collectief het landsbelang te dienen, laten ze zich maar al te makkelijk leiden door eigenbelang en kortzichtigheid. Tussen dubieuze declaraties, lafhartigheid en partijpolitieke compromissen bestaat niet eens zo heel veel verschil: moed en eerlijkheid ontbreken in alle gevallen. Geen wonder dat een dergelijke houding van politici doorsijpelt naar het leven van alle dag. Het gebrek aan verantwoordelijkheidsgevoel weerspiegelt zich in de onbeschoftheid waarmee men elkaar bij tijden in het verkeer bejegent, in de mentaliteit van profiteren en graaien, tot in het willekeurig vuilnis achterlaten op straat. Geen wonder dat de bevolking zich niet interesseert voor de inhoud van het beleid over de koers van het land, maar zich verstrooit met oppervlakkig geroddel over zoenende sterretjes in parkeergarages, waarover diezelfde politici zich dan weer menen uit te moeten laten. Want ja, je moet toch vooral populair blijven en het niet te moeilijk maken. Geen wonder dus dat de afgelopen Europese verkiezingen nauwelijks over Europa gingen, maar over nationale onvrede met de politiek en politici. De lage opkomst bewijst dat de uitkomst niet een motie van wantrouwen aan zittende regeringen is, maar een motie van wantrouwen aan de politiek als geheel. Het lijkt erop alsof in Nederland en in Europa een monsterlijk verbond is gesloten tussen politiek en media om ons de zaken zo simplistisch mogelijk voor te stellen en ons in slaap te sussen. Het is een pervers verbond waarin moedige keuzes door de politiek vermeden worden en waarin degene die zich plooit naar de bangelijke oekazes van het partijkader het meest populair wordt, zodat er van gezamenlijke verantwoordelijkheid en visie geen sprake is. En zo is het dan ook geen wonder dat in deze situatie de koning van het zwart-witdenken, Geert Wilders, net als zijn kameraden elders in Europa, de stemmen voor het oprapen heeft. Als het toch nergens over gaat in de politiek, dan spreekt de emotie. Het simplistisch verbond beheerst Europa, en de vraag is hoe we hier weer uitkomen.
|
||
|