|
Bejaardenuitje.
Luba en ik bezochten een bevriend echtpaar, de Geerlingsen, in Amsterdam. Zij trakteerden ons op een voortreffelijk
etentje in een uitstekend restaurant, 'De Theeboom'. Om een zekere vrijheid te hebben bij het innemen van
spiritualia, hadden wij uit voorzorg de trein genomen. De auto bleef in de parkeergarage bij het Utrechtse
station.
Omstreeks elf uur draaiden wij ons rustige buurtje weer in. Dat bleek opgeleukt door een hele reeks
knipperlichten, rood en wit. Het was net kerstmis. Daar tussendoor huppelde het vele blauw, dat sommigen
zo graag op straat zien. De lichtjes reflecteerden in het metaal waarmee het van top tot teen behangen
was. Een vrolijk gezicht. Er hing echt een blije stemming. Een meneer vroeg mij beleefd om in een glimmend
kastje te blazen. Misschien kwam het, doordat ik wat overmoedig was van het glas goede, rode wijn, waarvan
ik eerder genoten had? Ik weet het niet, maar ik blies een beetje onvoorzichtig. Een schermpje lichte op.
Er stond 'alert'. Het team, de heer was inmiddels vergezeld van een dame, dat met vereende kracht het
onderzoek bij mij instelde, overlegde buiten mij om. Zij besloten unaniem, dat ik een geval was voor
nader onderzoek op hun bureau. Ik bood aan erheen te rijden, maar dat mocht niet. Ik mocht zelfs niet
meer achter het stuur. Een van hen melde vol trots in een telefoontje, dat hij hier een aanhouding had.
Gelukkig zou Luba wel mogen rijden, als ze tenminste eerst ook even wilde blazen. Er werd een nieuw
mondstukje op het apparaat gezet. Ik denk, dat de onderzoekers bang waren, dat wij elkaar anders konden
besmetten. Het ding bewees Luba's nuchterheid.
Ze ontving een tastbaar bewijs van goed gedrag, waaraan
ze haar sleutels zou kunnen hangen, als dat nodig was.
Nadat haar rijbewijs was bekeken, kreeg zij verlof naar
huis te rijden. Ik wachtte samen met een drietal andere verdachten in een stadsbus abri tot er een
boevenwagen werd voorgereden om ons af te voeren. Onderweg naar het bureau passeerden we nog zo'n vrolijke
kermis. Er was daar een halte voor onze bus en er werd nog meer geboefte ingeladen. Toen wij bij het
politiebureau aankwamen, was het daar een drukte van belang. Er werden heel wat overuren gemaakt om ons
te beschermen. Mij doorstroomden dan ook van top tot teen gevoelens van dankbaarheid. Ik mocht zelfs naar
de WC, wat langzamerhand dringend nodig was. Mijn actie radius is op dat punt niet zo groot. Maar ik moest
wel wachten, want er waren nog drie criminelen voor mij. Toen ik opgelucht mijn broek had dichtgeritst,
werd ik in een schoon wit kamertje zonder ramen gebracht. Er was een houten bank van het formaat van een
twijfelaar, echter zonder matras. Er was daar ook een WC, maar die was dichtgeschroefd. Het was mijn privé
wachtkamer, waarin ik mocht blijven tot ik aan de beurt zou zijn. Voor de zekerheid, opdat ik niet gestoord
zou worden, ging de deur hermetisch dicht. Gelukkig had ik mijn mobieltje mogen houden, zodat ik weduwe en
wezen op de hoogte kon brengen van mijn wel en wee.
Zitten op die sofa ging niet goed. Ik gleed steeds onderuit. Daarom trok ik mijn jas maar uit, vouwde
die tot hoofdkussen en begaf me languit te ruste. Ik ben ingedommeld. Na een klein uurtje werd ik gewekt
door een heer in een soort ruimtekostuum, wit met grote oranje vlakken. Hij droeg een ijzersterke hoed,
waaruit een microfoontje tot voor zijn mond stak. Zijn laarzen zouden een SM-friek zeker hebben opgewonden.
Hij rijkte mij een hand, noemde zijn naam en vertelde dat ik nu met een hulpofficier van justitie te doen
had. Ik kon mijn verbazing niet goed verbergen, omdat ik altijd gemeend had, dat die lui er heel anders
uitzagen. Maar dit was misschien zijn nachtkleding, wie weet? Hij begon mij te vertellen, dat ik was
aangehouden. Er had een onderzoek plaats gevonden naar het gebruik van alcohol en het resultaat van dat
onderzoek was hem getoond, waaruit hem was gebleken dat ik terecht was voorgeleid. Er zou nu een nieuw
onderzoek plaatsvinden. Ik dacht, dat het kwam doordat ik wat slaperig was, dat ik hem niet goed kon
volgen. Maar eigenlijk begrijp ik ook nu nog niet, wat hij mij kwam vertellen, dat ik nog niet wist.
Nu ja, het zal wel zo horen. Ik wilde met hem meegaan voor dat nieuwe onderzoek, maar enkele agenten
beletten die, in hun ogen al te doorzichtige, ontsnappingspoging. Ik ging dus maar weer liggen, belde
Luba om haar gerust te stellen met het nieuws, dat ik terecht was voorgeleid en hervatte mijn slaapje.
Het was kwart voor een, toen een vriendelijke brigadier mij naar een andere kamer bracht, waarin een
veel groter apparaat met slangen aan de mond van een medeverdachte was gekoppeld. Staande in de gang
wachtten mijn bewaker en ik samen op onze beurt. Ik vernam toen ook, dat ik niet zo hevig verdacht was.
Daarom had ik mijn telefoontje en mijn broekriem mogen behouden. Er zijn dus allerlei categoriën; moeilijk
uit elkaar te houden, dunkt mij. Maar ja, die mensen hebben een grondige training gehad. Eindelijk mocht
ik ook blazen. Het mislukte eerst een paar keer, omdat ik niet genoeg lucht had. Maar eindelijk verscheen
er op het scherm een bericht, dat het genoeg was. Helemaal genoeg was het niet, want ik moest nog een keer.
Nu ik de truc eenmaal doorhad, ging het vlugger. Daarop begon het apparaat te rekenen. Dat duurde een hele
tijd, er zat vast geen INTEL-processor in. Maar eindelijk verscheen toch het resultaat: '165' in zekere
eenheden. De bigadier-operator vertelde, dat de grens bij 220 lag. Ik was onschuldig bevonden en mocht
naar huis, compleet met rijbewijs en de vriendelijke groeten van de Nieuwegeinse politie. Het wachten
is nu op ambtenaren van de reclassering om mij verder te begeleiden. De hulpofficier
heb ik niet meer gezien. Ik denk dat die eenvoudig 'terecht' in 'onterecht' heeft laten veranderen.
Vermoedelijk was ik zelfs geen grensgeval. Er moet wat met die mobiele meetkastjes zijn misgeweest.
Luba kwam mij op mijn telefoontje binnen een paar minuten halen. Met ontlast geweten hebben wij vervolgens
van een heerlijk vredige, zij het korte, nachtrust genoten. Het is goed slapen, als je weet, dat er intensief
over je veiligheid gewaakt wordt.
Nieuwegein, 2007 02 18.
|
|