GODEN EN GODINNEN


Dialoog tussen Phaedra in haar huis in Zuid India en Anton haar aanbidder.


Phaedra: Toen ik je liet schrikken vanmorgen, riep je jouw god aan. Dat verbaasde me. Ik weet niet welk geloof je hebt. Het interesseert me ook niet...
Anton wilde haar onderbreken om te zeggen dat het slechts een uitroep was. Ze beduidde hem te zwijgen. Hij sloot zijn mond en keek vragend, benieuwd wat er komen zou.
Wat jouw geloof ook is, van één waan wil ik je voor goed bevrijden. Die van een helpende god. Wij goden en godinnen hebben niet de minste belangstelling voor het wel en wee van stervelingen. Laat staan zin in hulp. Niet bij hun pijnen of hun angsten. En niet bij hun leven en dood. Niet nu, niet vroeger en nooit in de toekomst. Niet één van ons zal ooit een vinger uitsteken om een van jullie te helpen, te beschermen of te verdedigen. Jullie lot en gebeden zijn ons minder dan muggengegons.
Ze keek ernstig en vervolgde:
Dacht je soms dat de zonnegod van de Inca's zich bekommerde om de periodieke offers van gedrogeerde kinderen die hun priesters brachten teneinde Punchao in zijn baan te houden? Of dat welke god ook, iets gaf om de massa-offers van gevangenen door de Azteken en de Maya's? Zij slachtten er tienduizenden per jaar! Ze rukten hen levend nog kloppende harten en ingewanden uit. Het deerde ons geen zier! Geloof me maar. Net zo min als de Heere Heere van de protestanten treurde, wanneer zijn volgelingen bij bosjes door de inquisiteurs van een concurrerende kerk op brandstapels werden geroosterd. Geen christelijke god bekommerde zich om de Armeniërs die door de Turken werden uitgeroeid, noch om de onvrijwillige soldaten die na de uitvinding van de dienstplicht in de Russische sneeuw of op de slagvelden van Europa bij duizenden het leven lieten. Christus zelf, die volgens een van jullie sprookjes een publieke vrouw van steniging redde, flauwe kul natuurlijk, keek altijd met veel interesse naar heksenverbrandingen. Hij kon er niet genoeg van krijgen. De grote Manitou van de roodhuiden schaterde toen de yanks zijn volgelingen uitroeiden. Nooit en te nimmer heeft een van ons een vinger uitgestoken om zulke dingen te voorkomen of te doen ophouden. Allah hielp zijn volgelingen niet tegen bigotte kruisridders die links en rechts moordend een stuk heilige grond kwamen bevrijden. Afrikaanse goden bleven ook doof en blind toen tienduizenden zwarte gelovigen crepeerden in de ruimen van de slavenschepen waarin ze als handelswaar waren weggevoerd. Hun bewakers namen het met de voeding en de hygiëne niet nauw. Noch Boedha, noch de Shintu machten beschermden hun aanhang toen de Amerikanen die met hun massa-vernietigings-bommen in Hiroshima en Nagasaki naar de verdommenis bliezen. De drie-eenheid wenkte elkaar om te komen kijken toen brandbommen in Dresden de bevolking in rook lieten opgaan. En Jehova lachte zich rot tijdens de holocaust.
Hij wilde weer iets zeggen, maar ze weerde hem opnieuw af.
Soms als een van ons zich verveelt, veegt hij met een overstroming, een Tsunami bijvoorbeeld, in een keer enkele tienduizenden mensen van de aarde. Of hij verplettert ze samen met hun huizen en tempels met een flinke aardbeving. Tyfoons zijn ook erg grappig. Die zijn heel geschikt om de anderen te laten meelachen. Je ziet bijvoorbeeld ongelukkige sukkels zich aan een boom vastklampen en dan blaas je dat ding 100 meter hoog de lucht in, waarna hij alles verpletterend terug op de grond smakt. Is er geen tyfoon of Tsunami voorhanden dan hebben we wel langdurige droogtes met karrevrachten hongerdoden in voorraad; of sprinkhanenplagen met het zelfde effect, of voor de verandering epidemieën. Vishnu, Shiva en Kali, onze buren hier, hebben al eeuwen glimlachend toegezien hoe honderdduizenden verhongeren, aan malaria sterven of, vooral kinderen vroeger, door tijgers werden weggesleept. Ze lieten ze ook wel door olifanten vertrappen of door cobra's vergiftigen. Ons arsenaal is onuitputtelijk. Omdat tijd geen rol speelt, is wachten geen probleem. Ook niet als het eeuwen duurt. Wij zien uit naar een flinke meteoorinslag, die de helft of driekwart van de mensen en dieren wegvaagt. Overlevenden gaan daarna alles weer van voor af aan opbouwen, waarna de ellende en armoe weer opnieuw begint. Zulke gebeurtenissen zijn een terugkerend vermaak. Om de honderdduizend of zo jaar doen wij een ijstijd. De volgende, die over duizend jaar voelbaar wordt, zal interessant zijn met al die volgepropte landen. Wij rekenen op zo'n dertig miljard diepvries mensen, meer dan er nu diepvrieskippen zijn en we speculeren al, welke enkeling er doorheen zal komen.
Anton: Ja, maar er is één...
Phaedra: Houd toch eens een keer je waffel. Ik laat je wel weten, wanneer je wat mag tegenpruttelen. Gelovigen geven het nooit op, al zien, horen, ruiken en voelen ze de willekeur en de wraak van de goden. Ze blijven vasthouden aan hun strohalm van een goedgezinde, hulpvaardige, op afroep beschikbare, goddelijke beschermer. Ben jij er ook zo een? Voor het geval je het vergeet, die zogenaamde natuurrampen zijn alleen maar de krenten in de pap. De alledaagse gang van zaken is dat elke sterveling miserabel aan zijn eind komt. Gebeden, missen, voorspraak, offerranden, wat ook, verhinderen dat niet. Wanneer ze al opgemerkt worden zijn ze bij ons alleen aanleiding tot geginnegap. Alle menselijke pogingen de goden te interesseren voor hun narigheid helpen alleen liegende en bedriegende priesters aan inkomen en aanzien. Och wat, de meesten liegen niet eens. Ze geloven zelf wat ze het volk aanpraten. Het gewone einde van iedereen is meestal ellendig en verdrietig, soms heel erg. Er zijn ziekten die pijnen veroorzaken waarvan mensen gek worden. Ook gek worden helpt niet tegen de pijn. Velen takelen af en weten het; zonder dat iemand hen kan helpen. Vanuit de goden gezien is het leven van jullie een grote al maar voortdurende catastrofe. Wanneer er ergens twee mensen gelukkig zijn, zijn er tegelijk wel tien in diepe ellende. En wat wilde je nu zeggen om de goddelijke liefdadigheid, jullie strohalm, in stand te houden? Maar schenk eerst nog een glaasje sap in voor me en neem er zelf ook een. Dan is er tenminste weer eens een sterveling op aarde, die het even naar zijn zin heeft. Het duurt maar kort, want ik heb nog een avondprogramma voor je.
Ze lachte haar schitterend, parelwitte tanden bloot en haar ogen fonkelden. Hij bracht haar het gevraagde en knielde aan haar voeten, die hij kuste. In aanbidding keek hij naar haar op. Vanuit elk oogpunt, hoog, laag, van onder, van boven, opzij, van achteren en van voren, is Phaedra de mooiste vrouw op aarde. Niets is heerlijker dan bij haar te zijn, haar aan te raken en naar haar te kijken.
Anton: Ik geloof helemaal niet in al die goden en in de bijbehorende verhalen. Mijn kreet "mijn god, nee" was geen gebed tot iemand in hemel, hel of op de Olympus. Phaedra, ik heb maar een godin en dat ben jij. Geloof me, voor jou ga ik door het vuur. Voor jou wil ik sterven. Ja eigenlijk wil ik niets liever dan sterven onder jouw handen, als ik weet dat ik je daarmee genot schenk. Het was een gebed tot jou!
Ze keek hem onbewogen aan. Een blik diep in zijn ziel. Ze legde haar hand op zijn hoofd en streelde hem zachtjes.
Phaedra: Goed we zullen wel zien. Maar eens afwachten waarin ik zin krijg. Jij wilde nog wat anders zeggen: "Er is één..."
Anton: Ja, dat is waar ook. Ik wilde zeggen dat ik me één religieuze tekst herinner van een goddelijke ingreep om een mens te redden. De bijbel, evenals de joodse geschriften en ik meen ook de koran, vertellen van Abraham die zijn zoon ging offeren. Die man had een god die het voorkwam.
Phaedra barstte in lachen uit.
Phaedra: En jij denkt echt dat een van ons dat grapje uithaalde? Een geit verstrikken in een struik om als vervanger te dienen? Je bent gek. Het was gewoon een truc van die oude jood, die dat verhaal meegaf aan zijn nazaten om hen in te prenten dat ze een bijzonder volk waren. Een volk met een god alleen voor hen. Een god die ze bewaakte en beschermde en ze opdroeg andere volkeren uit te moorden. Het verhaal is sindsdien ontelbare malen ontkracht. Oef wat zijn er veel joden vermoord, overal! Dat lees je in datzelfde boek. Wat dacht je van de Romeinen die om de lastpakken in bedwang te houden de hele elite, de leiders van dat joodse volk, de diaspora in stuurden? Daardoor raakten al die achterblijvende, gewone joden, al die boertjes die de Romeinse legioenen moesten voeden, het spoor en hun identiteit kwijt. Ze oriënteerden zich op de bezetters en toen die met hun Jupiter en zijn kompanen vertrokken, werd een deel uit wanhoop christen net als hun vroegere overheersers trouwens. Een ander deel bleef juda trouw en weer een deel verdwaalde een eeuw of wat later in de islam. Een kleine twee duizend jaar daarna kwamen de nazaten van de verdreven bovenklasse terug. Die achter-achter-achterkleinkinderen zijn verwekt met hulp van vreemde genen. Heel Europa is er in gemengd. En wat doen die? Ze maken de achterkleinkinderen van de blijvers, die ze geen joden maar Palestijnen noemen, het leven zuur. Jood besteelt en moordt jood! Waar is Javeh in dat plaatje? En waar was hij toen de nazi's miljoenen nazaten van Abraham in hun concentratiekampen en hun gaskamers vermoordden? Had hij soms niet genoeg geiten ter beschikking? Laat me niet lachen. Een god die één jood redt en er vijf of zes miljoen laat vermoorden en die ze elkaar daarna onderling laat bestelen en van huis en land beroven! Je moet een grote duim hebben om met zo'n heilig verhaal op de proppen te komen.
Ze lachten samen om haar uitval. De 'goden van de niet-inmenging' waren voor hen beiden favoriet. Al meende Anton stiekem dat hij het dan ook wel helemaal zonder kon stellen. Maar dat zei hij niet omdat het hem toescheen dat Phaedra het liefst in gezelschap van gelijkgestemde stervelingen verbleef. Die voorkeur wilde hij niet ter discussie stellen. Bovendien, oog in oog met een godin is godsgeloof een stuk makkelijker dan aanvaarding van een verhaal in een oud boek.