De prijs van Windenergie.

(eerdere titels: "Wie betaalt de rekening in 2020"
en ook "De kosten van het Gemini windproject")

door

Fred Udo

Monnickendam, e-address: mailto:fredudo@xs4all.nl

Deze notitie verschijnt na publicatie van het zgn. Energieakkoord. Het is een uitbreiding en herziening van het oorspronkelijke 'De kosten van het Gemini windproject', gedateerd 3 aug. 2013, dat hiermee vervalt.
Met dank aan verschillende commentatoren.


Samenvatting.
Volgens het Energieakkoord moet er 6 GW windvermogen op land komen en 4,45 GW windvermogen op zee. Tot nu toe was het onduidelijk wat het Energieakkoord de stroomverbruikers en belastingbetalers gaat kosten, maar in augustus werden de totale kosten van het Gemini project – een windpark op zee – openbaar. Daarmee is een kostenberekening van de windterreinen op zee gedaan en via de SDE+ regeling ook die van wind op land. Het resultaat is, dat de windindustrie niet meer dan 3% van de energie die verbruikt wordt in Nederland zal leveren tegen een subsidie van 4,4 miljard euro/jaar. De energiebelasting zal als gevolg van de kosten van de windprojecten verdubbelen.


1.   Inleiding

De doelstelling van de regering is om over zes jaar 14% van het energieverbruik uit duurzame energiebronnen te halen. In 2023 moet dit aandeel 16% zijn. Hierover is een 'Energieakkoord' getekend door 40 organisaties, die belangen hebben in- of aanhangers zijn van- “Groene Energie”.

Afwezig waren de ingenieurs en technici die er in de afgelopen eeuw voor hebben gezorgd, dat onze stroomvoorziening met een leverzekerheid van 99,99% een van de betrouwbaarste ter wereld is.
Afwezig waren de exploitanten van kolencentrales die zouden kunnen uitleggen, dat een moderne installatie weinig meer uitstoot dan CO2 en water.
Afwezig waren de operators van gascentrales die weten, dat een conversierendement van 60% fantastisch is, maar dat zo’n prestatie wel beperkingen oplegt aan het bedrijven van de installatie.
Niet welkom waren fysici die stellen, dat kernenenergie de enige betrouwbare en veilige manier is om zonder fossiele brandstoffen de wereld van energie te voorzien.

Ongehinderd door technische bezwaren of financiële hindernissen was men het er en masse over eens, dat wind- en zonne-stroom de hoofdbijdrage moeten leveren aan de uitbanning van fossiele brandstoffen, want alleen voor stroomopwekking zijn “onbetwist duurzame” technieken beschikbaar.
In het selecte gezelschap was het onderwerp biobrandstoffen niet zo populair, want ook daar begint het te dagen, dat rijden op biodiesel gelijk staat aan het verbranden van brood van een ander.
Het gebrek aan technisch besef blijkt al uit het feit, dat geen woord gewijd werd aan de inpassing van de voorgestelde windenergie capaciteit. Wind zal in het kader van het Energieakkoord bruto niet meer produceren dan 3% van het totale energieverbruik(1), maar de invloed op het bestaande distributienet zal groot zijn(2). De argumenten als genoemd in noot 2 over het rendement van deze oefening zijn irrelevant, want productie is productie en dat het brandstofverbruik van de klassieke centrales nauwelijks zakt en dat de windstroom voor 20% niet wordt opgenomen in het distributienet, doet niets af aan het bruto productiecijfer, dat aan Brussel gerapporteerd zal worden.

Het doel van het energieakkoord is om 10,5 Gigawatt wind vermogen op te stellen voor 2023. Een ingenieur had kunnen opmerken, dat dit vermogen hoger is dan het totale stroomverbruik in Nederland gedurende de daluren, maar de goede man werd niets gevraagd.
Zelfs binnen de Haagse cocon voelt men zich ongemakkelijk met het feit dat het Nederlandse landschap verzadigd wordt met 150 meter hoge molens, want het energie akkoord voorziet nogal wat problemen om burgers te laten meewerken aan het verwoesten van hun leefomgeving.(3) Helaas, de gevolgtrekking, dat 6 GW op land onhaalbaar is, omdat een fatsoenlijk bestuur geen oorlog voert tegen zijn eigen burgers, werd niet getrokken.

De ambities kunnen zowel technisch als financieel niet worden waargemaakt binnen de gestelde tijd van zeven of tien jaar, maar het Energieakkoord geeft hiervoor een uitweg: Energiebesparingen tellen ook mee, het opstoken van Amerikaans bos gaat onverkort door en brood wordt nog steeds tot diesel omgezet, dus hiermee zullen wij wel voldoen aan de Brusselse eis van 16% in 2023. De subsidies voor al dit moois zijn vastgelegd in de Stimulering Duurzame Energie (SDE+) regeling, die de toeslagen voor elke groene energiesoort apart bepaalt. Dit artikel bespreekt de financiële gevolgen van de ambities van het energieakkoord voor windenergie.


2.  SDE regeling

Het Centraal Planbureau schrijft in zijn “Structuurvisie wind op land”:
Een kWh windenergie is gemiddeld genomen beduidend minder waard dan de elektriciteitsprijzen uit de Referentieraming, omdat een windmolen relatief veel elektriciteit produceert op momenten dat de prijs van elektriciteit laag is.
Dit effect wordt het profieleffect genoemd.
Het profieleffect neemt gedurende de projectperiode sterk toe, vanwege de voorziene groei van de windcapaciteit (vooral in het buitenland). In 2015 bedraagt de gemiddelde prijs van een kWh windenergie 83% van de elektriciteitsprijs, in 2040 is dit 59%.

Dit effect blijkt eerder op te treden dan verwacht, want als het hard waait dumpt Duitsland nu al grote hoeveelheden windstroom in Nederland. Dit gaat synchroon met hoge lokale windstroomproductie. Het effect is anno 2013 dus al aanwezig, daarom voorziet de SDE regeling 2013 hierin door het volgende:
“De hoogte van de subsidie varieert met de hoogte van de energieprijs. Stijgt de energieprijs, dan is minder subsidie nodig (omdat een bedrijf dan meer inkomsten heeft). En omgekeerd: daalt de energieprijs, dan stijgt het subsidiebedrag.”
wg. (www.agentschap.nl)

Dit betekent, dat producenten van wind energie niets merken van de ongewenste effecten van het dumpen van hun product in het distributienet. De exploitanten van klassieke centrales worden echter hard getroffen. De exploitanten van vele fossiele centrales in Duitsland dreigen met sluiting, wanneer zij niet gecompenseerd worden voor de verliezen veroorzaakt door het dumpen van grote hoeveelheden gesubsidieerde stroom. Sluiten kan natuurlijk niet, want dan gaat het licht uit op dagen zonder wind. Het gevolg is, dat de beurskoersen van de elektriciteitsmaatschappijen sinds 2008 met meer dan de helft zijn gedaald(4). Dit is gelijk aan een kapitaalvernietiging van 600 miljard euro in vijf jaar. Dit treft vooral institutionele beleggers zoals pensioenfondsen.

De financiering van de SDE regeling gaat buiten de rijksbegroting om door middel van een toeslag op de stroomrekening, genaamd energiebelasting. Dit lijkt logisch, maar grootgebruikers betalen die toeslag niet. De industrielobby stelt, waarschijnlijk terecht, dat een dergelijke belasting onze industrie uit de mondiale markt zal prijzen met als gevolg het verlies van honderdduizenden banen.


3.  Wind op zee

Enige weken geleden kwam het nieuws, dat het Gemini project vrijwel rond is. Dit project geeft een goede indruk wat wind op zee gaat kosten, dus daarom bespreken wij de financiering van dit project.

De NRC van 3 aug 2013 bericht:
Totale capaciteit: 600 MW verdeeld over 150 molens van 4 MW.
“Belangrijk is de toegezegde subsidie ten bedrage van 4,5 miljard, die begint te lopen bij het begin van de stroomlevering”

Dit komt neer op een donatie van 300 miljoen euro per jaar gedurende 15 jaar in lopende prijzen.

De firma van Oord gaf op 2 augustus 2013 een persbericht uit(5):
“Totale bouwkosten EUR 2,8 miljard.
Van Oord is op twee manieren betrokken bij het Gemini project. Enerzijds als beoogd aandeelhouder van het project en anderzijds als EPC-contractor (Engineering, Procurement en Construction) bij de bouw van het windpark. Het EPC-contract heeft een totale waarde van circa EUR 1,3 miljard en omvat het leveren en installeren van de funderingen, de gehele elektrische infrastructuur, waaronder de off- en on-shore high voltage stations, de kabels en de installatie van de Siemens windturbines”.

In de bouwkosten zijn dus expliciet ook de aansluitkosten meegerekend. De bouwkosten komen dan uit op 4,67 miljoen euro per megawatt in plaats van de 4 miljoen genoemd in het ECN/KEMA rapport(6), dat het uitgangspunt is van de SDE+ regeling. Hier schuilt een adder onder het gras, want de overheid zal TenneT verantwoordelijk maken voor de aansluitingen op zee.
“De verdeling van de transportkosten tussen producent, netbeheerder en gebruiker zullen begin 2014 worden vastgesteld” staat er in een brief aan de Tweede Kamer van begin 2013.
Wij mogen ervan uitgaan, dat TenneT de gebruiker zal laten betalen middels een opslag op de transportkosten. Stellen wij de opslag op 2,5 cent per kWh, dan levert dit een extra kostenpost op van ruim 50 miljoen euro per jaar voor het transport van de geleverde stroom.
De capaciteitsfactor voor windmolens offshore is rond 42%, wat gelijk staat aan 3600 vollasturen per jaar. De molens leveren dan 2,2 miljoen MWh per jaar. Volgens de SDE regeling moet het stroombedrijf deze stroom afnemen tegen 55 euro per MWh, dus de inkomsten uit de stroomverkoop zijn 121 miljoen euro per jaar.

Een onzekere factor is de opbrengst van de CO2 rechten.
Bij 10 euro per ton CO2 en 0,5 ton CO2/MWh levert deze handel ruim 10 miljoen euro per jaar op. Via groene en grijze investeringsaftrek en vele andere regelingen zal de overheid meebetalen aan de constructie. De specialisten van het consortium weten daar alles van en op grond van hun deskundigheid schat ik dat zij de bijdrage van de overheid zullen opschroeven tot minimaal 15% van de totale investering. Dit betekent een eenmalige bijdrage van tenminste 420 miljoen. Uitgesmeerd over de 15 jaar van de SDE regeling wordt dit 28 miljoen per jaar in prijzen van nu.

Onderstaande tabel resumeert de geldstromen uit de gemeenschap naar het Gemini project.

Te betalen per jaar miljoenen euro's
SDE regeling 300
Transport TenneT 50
Stroomverkoop 121
CO2 rechten 10
Inv. aftrek etc. 28
TOTAAL voor afnemers 509

Hiermee komt het totaal aan kosten voor de afnemers op 509 miljoen euro per jaar. De economische waarde van de aanbod gestuurde stroom is ongeveer 30 euro/MWh(7), dus de geleverde 2,2 miljoen MWh heeft een waarde van 66 miljoen euro per jaar. De gemeenschap betaalt hier 509 miljoen voor, dus wij betalen 443 miljoen euro per jaar te veel.
Dit geldt voor een periode van 15 jaar, dus het totaal aan directe meerkosten voor het Gemini project zijn 15 maal de jaarkosten zijnde 6,6 miljard euro.
De indirecte meerkosten zijnde de inpassingsverliezen, netverzwaring en rendementsverlies van klassieke centrales zijn hier niet in begrepen. Een indicatie van deze verliezen wordt gegeven door de dalende beurskoersen van stroomleveranciers[zie noot 3].
Het Energieakkoord voorziet in 2023 zeven en een half Gemini’s, dus de kosten per jaar zijn dan 7,5 x 443 miljoen euro = 3,3 miljard euro per jaar bij gelijkblijvende prijzen.(8)

Eveneens volgens het energieakkoord wordt vanaf 2013 tot 2020 voor 3450 MW aan wind op zee aanbesteed. De investeringen daarin zijn volgens het prijsniveau van Gemini: 3450 x 4,7 = 16,2 miljard euro. Tellen wij de 2,8 miljard van Gemini daarbij op, dan is het totaal aan investeringen voor wind op zee in de periode 2013 tot 2023: 19 miljard euro.


4.  Wind op land

De 6 GW op land zijn weliswaar goedkoper, maar volgens een gelijksoortige berekening gebaseerd op de bedragen uit de SDE+ regeling moeten wij vanaf 2020 1,18 miljard per jaar energie belasting opbrengen voor de windstroom uit molens op land. Deze extra belasting valt in het niet bij de schade aan landschap en leefomgeving, die hierbij opgeteld moet worden. Deze is zo groot, dat geen enkele regeringsinstantie het heeft gewaagd om hier een serieuze berekening over te laten uitvoeren. Men is ook niet van plan om te praten over vergoeding van de aangerichte schade. Omkoping door de aanstichters wordt aangemoedigd in het energieakkoord. Het heet dan participatie in het project. Het gevolg is dat vele levens verwoest worden door het bouwen van molens dicht bij bestaande bebouwing, terwijl de aantrekkelijkheid van een groot gedeelte van ons platteland tot nul gereduceerd wordt. Dit effect zal disproportioneel groeien met toenemende aantallen molens.
Het dwingen tot plaatsen van 6 GW zwaaipalen in ons dichtbevolkte land is onbehoorlijk bestuur.


5.   Samenvatting

Na 2023 betalen wij energiebelasting voor het prettige besef, dat een groot gedeelte van ons land is omgezet in terrein voor de wind industrie en dat de Noordzee voortaan een onneembare barrière vormt voor trekvogels.
Wind op land: 1,18 miljard per jaar
Wind op zee: 3,32 miljard per jaar
Samen: 4,5 miljard per jaar
Het resultaat is naast een goed gevoel een bruto bijdrage van 3% aan het totale energieverbruik.

Deze verhoging van de stroomrekening betreft alleen het aandeel wind energie, dus de subsidies voor andere vormen van “groene energie” zoals het opstoken van Amerikaans bos, zonne-energie en aardwarmte komen hier nog bij.

In Engeland is de term “energy poverty” gemunt voor armoede veroorzaakt door hoge energierekeningen. Het wordt tijd om een Nederlandse vertaling te introduceren, want met de energie belasting wordt hier in snel tempo een nieuwe klasse armen in het leven geroepen.
Het gevolg van het Energieakkoord is een enorme door de staat afgedwongen geldoverdracht van arm naar rijk. Dit kan alleen bedacht zijn door verblinde fanatici zonder enig besef voor de gevolgen van hun daden.


6.  Conclusie

Alleen de paragraaf windenergie uit het energieakkoord gaat de gemeenschap onvoorstelbaar veel geld kosten, terwijl een onderbouwing ontbreekt. De geplande investeringen in windenergie zijn groter dan de investeringen voor de hogesnelheidslijn, de Betuwelijn, de Noord-Zuidlijn en de JSF samen. De tijd voor bezinning is kort, want in de volgende vijf jaar moeten in het kader van het energieakkoord vrijwel alle windenergieprojecten worden aanbesteed.
Het akkoord bevat geen analyse van nut en noodzaak van deze investeringen, hoewel er een gerede kans bestaat, dat windenergie nuttig noch nodig is. Het is onbegrijpelijk dat geen der 40 partijen hierop heeft gewezen. Daarom is de overheid verplicht om ter bescherming van de bevolking van dit land het voorzorgsbeginsel toe te passen. Dat wil zeggen, dat de plannen moeten worden stopgezet totdat onomstotelijk het nut en de noodzaak is vastgesteld.

Monnickendam,  
17 oktober 2013.


Noten

  1. Het energieakkoord streeft naar 4,45 GW capaciteit op zee en 6 GW capaciteit op land. Gaan wij uit van 3600 vollasturen op zee en 2000 vollasturen op land, dan is de productie in 2023:
    Op zee 3600 x 4,45 = 16000 GWh
    Op land 2000 x 6 = 12000 GWh
    Totaal: 28000 GWh. = 100 PetaJoule
    Totaal energieverbruik in 2012 was 3281 PJ, dus wind draagt 100 / 3281 = 3,0% bij. Totale stroomproductie in 2012 was: 427 PJ, dus wind draagt 23% bij aan de stroomproductie. De totale wind capaciteit is net iets groter, dan het verbruik in de daluren , dus curtailment zal zeker een grote rol gaan spelen.
  2. De brandstofbesparing door windenergie wordt in beleidsstukken vrijwel altijd op 100% gesteld, dus 1 kWh windenergie vervangt het brandstofverbruik van 1 kWh fossiel opgewekte energie. Modelstudies komen meestal tot enkele procenten verlies. Deze stelling is ontkracht door verschillende studies gebaseerd op empirische gegevens. De verliezen zijn in enkele gevallen meer dan 40%. Zie hiervoor:
    http://www.masterresource.org/2010/05/wind-integration-realities-part-i/
    http://www.clepair.net/Udo-okt-nl.html
    http://docs.wind-watch.org/Wheatley-Ireland-CO2.pdf
    http://www.clepair.net/Nederlandse_elektriciteitsvoorziening.pdf
  3. De verandering in inzicht bij de milieubeweging blijkt wel uit het feit, dat in een publicatie uit 2009 genaamd “Frisse Wind” gesteld werd, dat Nederland met ruim 2 GW windenergiecapaciteit wel zo ongeveer vol zou zijn.
  4. European utilities How to lose half a trillion euros
  5. http://www.vanoord.com/nl/nieuws/2013-van-oord-betrokken-bij-gemini-offshore-windpark
  6. ECN/KEMA: Basisbedragen in de SDE+ 2013 Eindadvies
  7. Het verschil tussen 5,5 cent en 3 cent/kWh wordt veroorzaakt door onbalanskosten, het aanhouden van draaiende reserves en het rendementsverlies van klassieke centrales. Het profieleffect genoemd in hoofdstuk 2 is de eerste harde aanwijzing voor het effect van aanbod-gestuurde stroom op het totale systeem.
  8. Voorstanders van windenergie veronderstellen een daling van de investeringsbedragen met 25% of zelfs 40%. Het verloop van de investering per MW capaciteit in de periode 2000 – 2014 staat in het volgende diagram:
    De gegevens van windterreinen gebouwd voor 2008 zijn van de EWEA (European Wind Energy Association). De recente getallen zijn ontleend aan de webstekken van de expoitanten van de windparken Amalia, Egmond, Bard I, Borkum en Gemini.
    Gelet op de ontwikkeling tot op heden lijkt de veronderstelling van gelijkblijvende prijzen in dit artikel redelijk optimistisch voor de windindustrie.