|
Presentatie KIvI-TUE.
Eindhoven, 2014 04 30.
|
|
|
De onderwerpen van deze presentatie zijn:
-
Relativiteit van het energie vraagstuk.
-
Zon en wind zijn niet zo geschikt voor elektriciteit.
-
Zonnecellen & opslag.
-
Windmolens.
-
En de prijs.
|
|
|
1. Relativiteit van het energie vraagstuk.
Het is niet moeilijk het energievraagstuk te relativeren. Verreweg onze meeste energie komt gratis zonder onze tussenkomst
van een enorme kernfusiereactor, de zon. Wij hoeven er niets voor te doen. Zo’n 1000 W/m2
arriveert ononderbroken op de aarde.
Daardoor is het hier niet 270 graden onder nul zoals elders in het heelal. Zonder de lucht zou het nog wel vriezen maar
dankzij de atmosfeer van onze waterplaneet broeit het wat en is het gemiddeld ~ 15 oC.
Toch willen wij wat extra om onze
huizen bij te verwarmen, machines te laten draaien, voor transport en nog veel meer. Ook die energie geeft de natuur gratis
in de vorm van wind, af te tappen zonnestraling, steenkool, olie, aardgas, kernbrandstof enz. Meestal moet je er de eigenaars
van de grond waar het gevonden wordt voor betalen. En de machines die het opdiepen of in bruikbare vorm omzetten en voor
consumptie geschikt maken, kosten ook een lieve duit. Onze overheid bv. strijkt een flinke som op van het gas dat wij uit
de grond halen. Tot nu toe is ze nog niet op het idee gekomen om voor het plaatsen van windmolens te laten betalen, maar
die tijd komt heus ook wel. De dingen vallen nogal op. Over de winbare voorraad van al die gratis energie in de schoot
van moeder aarde zal ik in verband met de tijd nu niets zeggen.
|
|
|
In Nederland gaat heel wat om in de extra energie. Kijk maar naar dit plaatje, afgeleid uit KIvI’s ‘energiebalans’:
bijna 20 000 Petajoule. Zelf gebruiken we maar net iets meer dan 3000. Daarvan 422 PJ in de vorm van elektriciteit. De rest,
~17 000 PJ exporteren we ongeveer half/half bewerkt en als grondstof.
20 elektrische petajoule komt van wind en zon. De ingenieurs die zich inzetten om met wind en zon een energie transitie te
bewerkstelligen, hebben dus nog een hele klus. Ik bepaal mij vandaag tot de elektriciteit. Dat zijn de twee staven rechts
in dit diagram.
|
|
|
Eigenlijk doet de regering dat ook met zijn plannen, al is het in woorden net alsof het om de hele energiehuishouding
gaat. U ziet hier wat kengetallen. Voor windmolenontwikkelingen zijn er met betrokkenen afspraken in de maak
die ook al in de Tweede Kamer zijn genoemd. We krijgen een land en een zee vol molens voor 0,3% van onze totale
energieactiviteit! Over andere ‘renewables’ zoals zonnestroom is er meer onzekerheid evenals over maatregelen
voor energiebesparing. De energie die wij uit biomassa halen blijft wat in de schaduw. Dat was in 2011 5 x zoveel
als uit wind en zon. Jammer genoeg wordt het vrijwel geheel gebruikt voor elektriciteitsproductie met een vervelend
laag rendement. Daardoor is het de vraag of bomen kappen in Amerika, die daar tot pellets verwerken, naar ons land
verschepen en dan in centrales verstoken qua brandstofbesparing en CO2 emissie reductie
nog wel iets oplevert?
Financieel zal het wel lonen. Dat komt door de regelgeving. Ik bedoel het technisch. Komt er minder
CO2 door in
de lucht? Ik betwijfel het, maar zelf heb ik mij er niet in verdiept. Ik zal mij nu dus verder beperken tot wind en zon.
|
|
|
2. Zon en wind zijn niet zo geschikt voor elektriciteit.
Zon en wind zijn eigenlijk niet zo geschikt voor elektriciteitopwekking, waarvoor zij worden ingezet. Beide zijn
niet vraag gestuurd. Wanneer het onvoldoende waait, of als het donker is, of er sneeuw valt, is er geen stroom.
Elektriciteitsopslag zou dat bezwaar wegnemen. In dit plaatje ziet u wat kengetallen van opslagsystemen die er
bij de huidige stand van de technologie voor in aanmerking komen:
|
|
|
|
Redox accu’s, die je de energie als vloeistof
laten aftappen, gewone accu’s, wateropslag in hooggelegen stuwmeren, perslucht en waterstof. Aan alle kleven
bezwaren. Stuwmeren met een hoogteverschil van 300 m zijn in Nederland ondenkbaar. Eigenlijk nergens in W.Europa
behalve in Noorwegen. In dat land zijn ook de extra kosten irrelevant omdat ze de stroom gratis van Deense
windmolens krijgen. (Het is trouwens geen echte opslag. Ze wenden de import direct aan. Ze zetten gewoon de
stroomtoevoer van hun door neerslag gevulde stuwmeren even stil.) In andere landen kan ‘hydro’ helpen, hoewel
het niet dè volledige oplossing biedt. Voor de rest betekent opslag een meer dan verdrievoudiging van de
stroomprijs. Voor ons en NW Europa geldt dat wind en zon 100% achtervang van gewone centrales vergen om de
leveringszekerheid te waarborgen. Dat wil zeggen dat alle investeringen in wind- en zonne-installaties plus
de daarvoor benodigde bekabeling extra’s zijn bovenop de investeringen die we toch al zouden doen. Voor ons
en NW Europa zit er de komende tientallen jaren niets anders op dan de conventionele- en kerncentrales het
net te laten stabiliseren en ons van stroom te voorzien als zon en wind het laten afweten.
|
|
|
3. Zonnecellen & opslag.
Tijdens mijn werkzame leven heb ik met genoegen kunnen bewerkstelligen dat er geld was voor onderzoek aan zonnecellen
en aan windmolens. Daarmee zijn resultaten bereikt, waarop ik nog steeds trots ben. Maar dat betekent niet dat ik ze bij
de stand van de technologie ook geschikt acht voor grootschalige elektriciteitsproductie in de komende decennia. In
tegendeel! In de energiebalans van zonnecellen heb ik mij nog niet verdiept. Hoeveel energie vergt de fabricage,
plaatsing, netadaptatie en aanpassing van de operatie van de conventionele achtervang in vergelijking tot de
geproduceerde elektriciteit? De PV-techniek was om economische redenen, zoals het plaatje laat zien, nog ver
van grootschalige toepassing verwijderd. Een prijs van enkele tientallen eurocenten per kWh is niet realistisch.
Zelfs met de beloofde 0,05 euro per kWh in 2040 is er nog slechts pariteit met kolen of kernenergie als de
zon schijnt. Het probleem van de leveringszekerheid is bij die prijs niet opgelost. Ik weet wel dat met de huidige
subsidieregelingen en de terug leveringsregel voor geleverde en ontvangen stroom particulieren niet eens erg een
dief van hun eigen beurs zijn, wanneer ze zonnepanelen op het dak zetten. Maar dat is alleen dankzij die regels.
Zodra bij grootschalige toepassing zulke regels niet langer zijn te handhaven – zie wat er nu in Duitsland gebeurt –
verdwijnen de voordelen en blijven alleen de reële kosten over. Het is daarom goed grootschalig onderzoek naar
verbetering van zonnecellen en opslagsystemen met kracht voort te zetten en grootschalige toepassing nu af te
remmen. Het tegengestelde van wat voorstanders mogen beweren! Betrokkenen, hoe knap ook, zijn in dat opzicht geen
onbevooroordeelde adviseurs.
|
|
|
4. Windmolens.
In de windmolens en hun inpassing in onze elektriciteitsvoorziening heb ik mij samen met enkele anderen na
mijn pensionering echt verdiept. Ik weet dat onze bevindingen voor een deel worden weersproken door andere
technici met als gevolg dat de windprestaties of het ontbreken ervan geen belangstelling krijgen van autoriteiten.
Het is het ene technische advies tegen het andere! In de politiek is het dan al snel: waarmee krijg ik de meeste
publieke instemming? Een gedegen analyse wilden noch ex-Minister Verhagen noch Minister Kamp laten maken.
|
|
|
Het is misleidend te zeggen dat windstroom ‘gratis en schoon’ is. Dat geldt ook voor gas, kolen en uraan.
Waar het op aankomt is: Hoe duur en hoe schoon is het om wind, kolen enz. om te zetten tot bruikbare elektriciteit?
Kolen en gas kosten alleen maar geld omdat de eigenaren van de grond er om vragen als je het er uithaalt. Nederlands
gas kost geld omdat de Nederlandse overheid de NAM of de Gasunie er om vraagt. Indien het land zou besluiten voor
ter plekke gewonnen windenergie geld te vragen, is ook die bron niet meer gratis.
|
|
|
Het waait niet altijd en niet altijd even hard. Het gevolg is dat met wind gemaakte stroom fluctueert.
Hier ziet u de fractie van de stroom in Duitsland over een heel jaar genomen afkomstig van de wind. Zou je
nu zo’n plaatje maken voor heel NW Europa, dan zou het niet anders ogen. Er zijn elk jaar in het hele gebied
uren, soms zelfs dagen waarop het niet waait en ook als het wel waait moeten andere stroomleveranciers hun
vermogen steeds aanpassen aan de veranderende windopbrengst. Windwisselingen zijn niet alleen dagelijks,
ze zijn er elk moment. Het gevolg is dat de conventionele achtervang voortdurend moet op- en afregelen.
Er moet dus voldoende conventionele opwekking zijn. En die hebben we gelukkig. De hele windmolenverzameling
is een extra. Nergens in de wereld zijn conventionele eenheden opgedoekt vanwege de komst van de molens.
Besparen die dan desalniettemin toch brandstof en CO2-uitstoot?
|
|
|
De regering gaat er gedekt door Brusselse afspraken – die ze zelf heeft helpen maken – vanuit dat een kWh windstroom
een kWh gewone stroom vervangt. Zij deelt die door het gemiddeld rendement van gewone generatoren en rekent de uitkomst
als bespaarde brandstof en bespaarde uitstoot. Tegenwoordig geeft ze schoorvoetend toe dat de besparing misschien wel
10% minder is.
Omdat de molenbouw, opstelling, netaansluiting en –bekabeling plus de noodzakelijke netaanpassingen extra
zijn moet de daarvoor gebruikte energie op de besparing in mindering worden gebracht. Die betekent dat een molen
drie jaar moet produceren voor hij aan de besparing begint bij te dragen. De windsector beweert “een half jaar”,
maar ik kom op 3 jaar (1,5 voor de molens en evenveel voor bekabeling en netuitbreiding). Een Australisch onderzoek
op 2,8 jaar.
De capaciteitsfactor van het totale Nederlandse windmolenarsenaal was in 2011 23%. Een molen met 1 MW op zijn
naamplaat levert dus over het jaar gemiddeld 230 kW vermogen. De regering overschat dat schromelijk met 32% voor
‘wind op land’. Een derde te veel. Ook de verwachtingen voor wind op zee zijn te hoog.
De fluctuerende windstroomproductie noodzaakt de andere generatoren tot verlaagde en wisselende productie
die het rendement vermindert en dus brandstofverbruik en uitstoot per kWh verhoogt.
Bij veel wind moeten gewone generatoren ophouden met stroom produceren. Om echter weer snel bij te kunnen
schakelen moeten ze veelal blijven draaien. Dat kost brandstof, 5 – 8% van werken op vol vermogen. Ook windmolens
die stil staan vergen stroom. Bij 3 MW molens: 50 kW. Bedenk dat ze ook bij weinig wind niet zelf stroom produceren,
al draaien de wieken. Draaien is nl. beter voor het mechaniek dan stilstaan.
‘Curtailment’ is het noodgedwongen afschakelen bij te hoge productie of het dumpen van stroom, bijv. door het
gratis aan buurlanden te leveren. Bij geen vraag is de marktprijs voor stroom nul of zelfs negatief. Alle Deense
windsubsidie vloeit volgens de Deense WRR, CEPOS, regelrecht naar Noorwegen. Duitse subsidie vloeit deels naar
Nederland, omdat wij de overtollige energie voor minder dan 5 cent per kWh van ze kopen.
Het veelvuldig op- en afregelen verkort de levensduur van de generatoren in de centrales. Eerder vervanging
kost extra energie. Windmolens zelf zouden een levensduur van 20, tegenwoordig 30 jaar hebben. Maar die van NUON
bij Lelystad moesten al na 12 jaar vervangen. Die in het Amaliapark lijken maar net de 10 jaar te halen.
Al deze factoren tezamen verminderen de veronderstelde besparing. De regering bagatelliseert die vermindering
tot ~ 10%. Volgens becijferingen van collega’s hier en in andere landen is de besparing minder dan 50%. Omdat
gegevens ontbreken en er dus aannames in de sommen zitten, of bepaalde factoren niet zijn meegenomen, verschillen
de uitkomsten. Het beste werk op dit gebied is de BENTEK studie in Texas en Colorado en Fred Udo’s analyse van de
gegevens van de Ierse netbeheerder. Verder noem ik het werk van Post en Hawkins. Zelf behoor ik tot de meest
extremen. Volgens mijn berekeningen op grond van CBS-statistieken is de brandstofbesparing en dus de
CO2 emissie reductie vrijwel 0 of zelfs negatief. Een resultaat dat met
BENTEK overeenstemt. In 2012
informeerde ik regering en parlement. Omdat in die jaren de Nederlandse windbijdrage nog gering was,
bleek die door de fluctuaties van jaar op jaar niet direct uit de bruto cijfers. Ik was dus gedwongen
een aanname te doen en een differentiële truc toe te passen. Daarover vielen de windvoorstanders. Zij
slaagden er in de autoriteiten van mijn ongelijk te overtuigen.
|
|
|
Onlangs ontdekte ik eenzelfde analyse als door mij gemaakt in Engeland. Daar vergeleek men de
elektriciteitsproductie en het gebruik van fossiele brandstof in 2002 met die in 2006. In de tussentijd
werd daar zo veel windvermogen toegevoegd, dat de gevolgen wèl direct in de bruto cijfers zichtbaar werden.
Het totale elektriciteitsverbruik nam toe met 0,73 mtoe (miljoen ton olie equivalent) en de centrales
gebruikten 4,664 mtoe meer brandstof. In die periode nam de elektriciteit afkomstig van nucleair, hydro
en import af. Dat is met 2,363 mtoe aan brandstof door de centrales gecompenseerd, zodat de netto toename
van het brandstofverbruik van de centrales slechts 2,301 mtoe is. Echter in dezelfde tijd nam de
elektriciteitsproductie door windmolens, zonnepanelen, biogas en vuilverbranding toe met 2,123 mtoe.
Die stroom hoefden de centrales dus niet meer te leveren, zodat zij 1,393 mtoe netto minder hebben
geproduceerd. In het Verenigd Koninkrijk zien we dus een duidelijke vermeerdering van het brandstofverbruik
bij een verminderde elektriciteitsproductie na de introductie van de ‘renewables’(!).
In Duitsland is
hetzelfde aan de hand, maar die vergelijking is voorbarig, omdat daar eerst netjes zou moeten worden
uitgerekend wat het gevolg is van de voortijdige sluiting van kerncentrales.
In Denemarken concludeerde
het equivalent van onze WRR (CEPOS): "Het blote feit dat het windvermogen, dat zo kostbaar aan de consument
is opgedrongen, de eenvoudige doelstellingen waarvoor het is gebouwd niet vervult en niet kan vervullen,
zou een waarschuwing moeten zijn voor alle rangen in de energie hierarchie voor de aanzienlijke kloof
tussen wens en werkelijkheid.” (vert.ClP). Het zal mij benieuwen of de cijfers uit het buitenland op onze overheid
meer indruk maken dan die van eigen bodem. Ook voor de windmolens geldt technisch gezien dat voortgezet
onderzoek gerechtvaardigd is, maar dat grootschalige inzet moet wachten tot er betere opslag of achtervang
mogelijkheden zijn.
|
|
|
En de prijs
Tot slot dan de kosten. De opbouw van het windvermogen vanaf heden tot 2023 in het Energieakkoord kost
~19 miljard Euro. Meer dan de prijs van de Betuwelijn, de hogesnelheidslijn en de JSF-vliegtuigen samen. Het
betekent een geleidelijke verdubbeling van de stroomprijs voor de burgerij - zonder inflatie - tot het eind
van de periode. (Grootverbruikers betalen niet mee omdat dat de internationale concurrentie aantast. Daarom
is de stroombelasting wel ‘de meest asociale belasting ooit’ genoemd.) De stroomprijs van molens op zee is
3x zo hoog en van die op land 2x als de prijs van de stroom van de huidige leveranciers. Hun stroom wordt
trouwens ook duurder omdat hun machines niet meer optimaal kunnen functioneren. In elk geval is de hele
investering niet nodig, omdat het conventioneel arsenaal voldoende de stroomvraag kan dekken. Wij zouden
er n.m.m. beter aan doen een flinke kerncentrale, liefst twee neer te zetten. Dan doen we voor alle mooie
idealen, besparing fossiele brandstof en CO2-uitstoot, meer dan met alle
windmolens en zonnepanelen. Daarmee
blijft er ook geld over om de Nederlandse Zorg op gewenst peil te brengen. En ons landschap wordt geen
psychedelisch proefstation.
|
|
|
Mijn collega’s en ik gaan dus nog even door met de strijd.
|
|
|
C. le Pair
clepair@casema.nl
Nieuwegein, 2014 04 30.
|
|
|
|
|
|