Kritische berichtgeving & propaganda
In de wetenschapsbijlage van de Volkskrant van 1 mei 2010 stond een artikel in paginabrede opmaak.
Twee redacteuren spraken met windmolendeskundigen. Allen zijn betrokken bij de bouw
en elektriciteitsproductie van windturbines. Terloops vermeldt het artikel, dat
er tegenstanders zijn, 'populisten' die je op het internet tegenkomt. Het Vk-artikel is daarom
gewone propaganda, geen kritische wetenschapsjournalistiek. Wij nemen het
hieronder in zijn geheel over en plaatsen daarnaast ons commentaar, waarvoor de Volkskrant 'helaas' geen
ruimte kon vrijmaken. Die ruimte was waarschijnlijk al ingenomen door bovenstaande,
mooie foto ter grootte van
een halve pagina.
|
|||
Michael Persson
Martijn van Calmthout ('copywriters' voor wind van de Volkskrant) schreven: "De wind kruipt waar hij gaan kan"De weergave op deze plaats
|
Kees de Groot
C.(Kees) le Pair ('populisten' zonder politieke aspiraties of zakelijke connecties) De wind kruipt waar subsidie loktPersson en Van Calmthout (P&vC) laten in hun artikel over windenergie slechts mensen aan het woord, die graag windmolens bouwen, verkopen en laten draaien. Dat is hun werk. De windwereld is zelfverzekerd en stuurt aan op 12 GW windvermogen. Op het moment is dat nog 2,2 GW. Er zou op zee tot 2020 al ~ 5,8 GW bij moeten komen. Daar moet aardig wat aan te verdienen zijn. Wij denken dus, dat die windmannen zelf oprecht in hun missie geloven. Ook als ze het mis hebben, is er nog cognitieve dissonantie om te helpen. Buiten hun kring zijn er ook ongelovigen. Die vind je volgens P&vC op het internet. Dat zijn “populisten”, die de windmannen van “grootschalige fraude” betichten. De auteurs hebben vast wel ergens zulke teksten gelezen, maar voor ons is dit een onheuse kwalificatie, waar wij verder over willen zwijgen. Wie zich ervan wil vergewissen, kijke op deze webstek . Het artikel bevat geen verifieerbare cijfers. Het zijn
stellingen of beweringen zoals die in een luchtig gesprek gemakkelijk over de
tafel komen. Een aantal uitkomsten over de inpassing van de windelektriciteit
in het net van de modelstudie van Ummels zijn door Udo weerlegd. Maar windman,
emeritus hoogleraar Van Kuyk,
weet dat niet. Hij zegt: “de inpassingsdiscussie is voorbij”, een nietszeggende
opmerking, goed voor de borreltafel.
12 GW windvermogen zou ca. 33% van de CO2-uitstoot in de elektriciteitsector gaan besparen. Dit cijfer zou kloppen, voor het huidige verbruik, indien men corrigeert voor de niet fossiele, meest nucleaire, stroom uit binnen- en buitenland. Er komt dan wel ca. 10 GW aan molens bij! Zonder dat gewone opwekkingscapaciteit overbodig wordt. Elders, als de windmannen het hebben over inpassingsproblematiek, schudden ze ‘smart grid’ oplossingen zoals opslag in auto’s uit hun mouw. Daarmee neemt het elektriciteitsverbruik aanzienlijk toe. Dat zit of niet in het model, of de 33% klopt niet. Bovendien gebruikt het model dus de foute rekenwijze voor de besparingen, waar De Groot en ik over vielen. Er is aan het rekenwerk, dat niet op een sigarettendoos past, daarom nog wel iets te verbeteren. Over de inpassing van die 12 GW laten de windmannen luchtig wat ballonnetjes op. Auto’s op batterijen en 'dikke stroomverbindingen' met andere landen. De stroombehoefte wordt flexibeler, denkt de heer Verweij. Ja, maar mensen willen rijden, of het waait of niet. Ze blijven ook niet thuis om elektriciteit aan het net te leveren, omdat het niet waait. Bij MacKay in ‘Sustainability without the hot air’ is na te lezen hoeveel wagentjes er nodig zijn om die buffercapaciteit te leveren. Met zoveel auto’s kan het openbaar vervoer wel inpakken. De landen aan het andere eind van die dikke kabels zetten ook windmolens neer. Soms strekken gebieden van windstilten zich dagenlang uit over West Europa van Denemarken tot Spanje en van Engeland tot Polen. De problemen die dat geeft, schuiven de windmannen opzij met allerlei ongewisse toekomstmuziek. En zij bepleiten dat wij op die basis miljarden investeren. Het enige windland dat – bij zijn met stuwmeren gezegende buren – substantiële opslagcapaciteit kan gebruiken, Denemarken, doet dat door de stroom vaak voor niets te leveren en duur terug te kopen. De consument betaalt, niet de producent die wind gegarandeerd afzet en het verlies bij anderen neerlegt. De Denen betalen het meest voor hun elektriciteit. Herwicker rept voorzichtig van ‘afschakelen’ van de windstroom bij overproductie. Maar voorlopig strijden de windmannen hier en elders onverdroten voor voorrang op het net. De toch al lage opbrengst van de molens zou anders verder afnemen. Het is beter voor het imago, als anderen betalen en de negatieve gevolgen alleen blijken bij de fossiel gestookte centrales. Hij denkt dat het door ons opgeworpen rendementsverlies ‘niet meer dan 10% van de CO2-winst neemt’. En Van Kuyk vindt dat ‘even wat mismatch’. In het Engels klinkt het niet zo erg. Maar het kost wel honderden miljoenen. En de 10% is een slag in de lucht, omdat de producenten de echte cijfers niet prijsgeven. Overigens, de windmolens schakelen zichzelf ook af, maar op een ongelegen moment. Mackay toont dat het in het winderige Ierland 17 dagen per jaar praktisch windstil is (april 2006 – april 2007). Windman Beurskens wil dat met voorspellen verhelpen. ‘Bovendien de voorspelbaarheid van wind is verbeterd. Die is nu redelijk voorspelbaar op termijn van een etmaal en dus via handel en met betere centrales…’ Uit de Duitse, Engelse en Ierse gegevens blijkt dat weersystemen meestal te omvangrijk zijn om van wind naar geen wind te transporteren. We moeten dus gewoon fossiel de fluctuaties blijven opvangen met de onvermijdelijke doublering van de machinerie en het rendementsverlies. Indien we alleen betere centrales inzetten, zonder extra op- en afregelen om de windfluctuaties op te vangen, besparen we echt brandstof. Maar dat zei hij niet. MacKay legt uit dat wind inpassen zonder opslag niet kan. Fluctuaties in Engeland vereisen bij volledig gebruik van windenergie het opschakelen van 3,7 GW per uur, dus 4 grote centrales erbij of eraf. Het artikel meldt ook, dat het Brusselse rapport over meer interconnectors uitgaat van steeds duurdere fossiele brandstoffen. Wij kennen het rapport niet. Maar we weten wel, dat de constructie van extra interconnectors en windparken en vooral hun offshore onderhoud fossiele brandstof vergt. Die kosten stijgen gewoon mee, en het prijs- en brandstofvoordeel van wind zal niet worden, wat men ervan verwacht. Op zee moeten grote molens komen, want funderingen op zee vormen een beduidende kostenpost. Over dat laatste vinden de windmannen en wij elkaar. Er moet dan ook lang stroom geproduceerd worden voor die energiekosten zijn terugverdiend. De windmannen zwijgen verder over de energiekosten van het onderhoud. Vergelijk het eens met een boorplatform. Dat produceert typisch zo’n 4 – 8 GWyr fossiel. Zou je daar elektriciteit van maken dan is dat 2 – 4 GWyr. De molens van de windmannen zullen 5 MW vermogen hebben en een ‘duty factor’ van 30%, dus elk 1,5 MWyr produceren. Om het booreiland te evenaren zijn er dus zo’n 2000 molens nodig. Die moeten met een bootje – een helicopter gaat niet – alle apart voor onderhoud worden bezocht, als de zeegang het toelaat. Dat wordt een logistieke nachtmerrie. En de brandstof die het kost? Of doen we dat met zeilschepen? Is de discussie daarover, zonder dat wij dat hebben gemerkt, misschien ook al voorbij? Dit zijn zo maar een paar vragen, die P&vC niet hebben gesteld. Er is dus stof voor een vervolg-artikel.
Noten
|
||
Kortom: Het is de hoogste tijd, dat de industrie gedwongen wordt de feitelijke inpassingsgegevens openbaar te maken; voordat de regering ons door subsidies en vergunning tot verhoging van de stroomtarieven opzadelt met meer grootschalige windmolenprojecten. |
|||